De man staat op een vierkante plint met het rechterbeen naar voren, houdt in zijn linkerhand een cilindervormige kooi op een lange stok en in de wat vooruitgestoken rechter waarschijnlijk een pakje gif, dat hij te koop aanbiedt. Naast hem loopt een knaap, die aan een riem, die over de rechterschouder loopt, een kistje voor zich heeft hangen, waarvan hij het deksel met de ene hand oplicht en de andere op het kistje laat rusten. In de kooi, waaraan drie dode ratten hangen, zit een rat te eten en springt een tweede op tegen de tralies. Op de linkerschouder van de man zit een rat aan een kettinkje, waarvan de laatste schakel aan zijn rechter pink is gestoken. Hij heeft een bontmuts op en draagt een met knoopjes gesloten hemd en een pofbroek. Hierover een met bont gevoerde, onderaan wat gerafelde, half openstaande mantel met opgestikte tressen, die ook op de gespleten halfmouwen voorkomen. Verder draagt hij kousen en schoenen. Een weitas van bont hangt aan een sjerp over zijn schouder; om het middel een sjerp, waarin een hartsvanger is gestoken, bovenaan versierd met een miniatuurkopje. Het knaapje met breed gerande hoed draagt over hemd en pofbroek een gerafeld, gedeeltelijk openstaand jak, voorts kousen en schoenen. Het kistje met koopwaar, vertoont aan de voorzijde links het wapen van Utrecht en rechts dat van Amersfoort.