De houten kast heeft een oplopende bodem en van binnen een gebogen achter- en bovenzijde. De achterwand is beplakt met beschilderd papier met een bos en een blauwe lucht met witte wolken. Ook de binnenzijde van de zijkanten zijn voorzien van blauw met witte wolken. De plastische voorstelling bestaat uit een kleine hut links op de achtergrond en centraal een grote hut met dansende figuren. De voorstelling stelt een opvoering van een du voor. Deze (dans)gemeenschappen hielden enkele keren per jaar een feest, waarbij voorstellingen werden gegeven die vaak een maatschappijkritische lading hadden. In de stad waren verschillende du's, die met elkaar wedijverden om de mooiste voorstelling te geven. Schouten heeft een feest op een plantage weergegeven. De danstent is gebouwd van vier staanders aan weerszijden verbonden door vijf horizontale balken. De zijden van de hut zijn open. Achterin staat een soort balustrade die de ruimte afscheidt van de buitenruimte met de erven van de tot slaaf gemaakte mensen. Het schuine dak van pina-blad steunt op balken die vanaf de dwarsbalken zijn opgericht. In de hut is zodoende een grote open ruimte. Links vier mannelijke muzikanten. De eerste is een man die een fluit bespeelt, de loango tou-tou. Hij draagt een lichtgekleurd en gestreept kleed. Rechts van hem een man die een grote trom bespeelt, gelijk de man schuin achter hem. De vierde muzikant zit op een kruk en bespeelt met twee stokken een kwakwabangi. Centraal in de voorstelling dansen drie vrouwen en een man. De vrouw het dichtst bij de muzikanten is waarschijnlijk de afrankeer, de vertelster die de voorstelling aan het publiek verklaart. Zij was de centrale figuur van de du (=gezelschap en het stuk). Het vervullen van de rol van afrankeer was eervol en geliefd. De afrankeer is gekleed in een lange geplooide rok, waarover zij nog een doek (pangi) heeft gedrapeerd. Zij draagt een hoofddoek. Zij draagt armbanden, halskettingen en oorbellen. In haar handen houdt ze een doek. Rechts van de afrankeer dansen twee vrouwen die op een vergelijkbare wijze zijn gekleed, al wijken de decoratiemotieven van de doeken af. Rechts van de vrouwen danst een man, eveneens met een doek in zijn handen. Geheel rechts is een groep van drie mannen te zien. Op een bank zit een man die bij de dansers lijkt te horen. Staand een man in een kostuum dat bestaat uit een rode broek en een rode langpandige jas, een wit hemd, witte kousen en zwarte schoenen. Hij is de enige figuur die schoenen draagt. In zijn linkerhand houdt hij een stok met een zilveren knop. In de andere hand houdt hij een zakdoek. Voor hem op de grond staan een stenen kruik, een glazen fles en een glas. Deze figuur speelde waarschijnlijk de rol van koning of in elk geval van een gezagsdrager. Deze rode kapiteinsrok is waarschijnlijk een exemplaar dat door de Nederlandse regering aan de gezagsdragers in het binnenland werd geschonken en dat symbool is geworden voor het gezag. Naast de 'koning' staat een jager. Hij draagt een bruin hemd met lange mouwen. Een weitas met een lange riem hangt om zijn schouder en over de schouder ligt een geweer dat hij met een hand vasthoudt. In de andere hand houdt hij een lang mes. Achter hem staat een bankje.