Diorama van een Caraïbenkamp met de bouw van een hut. De nederzetting is gelegen aan een rivier en bestaat uit twee hutten en een hut in aanbouw. De ondiepe houten kast heeft een oplopende bodem, rechthoekige zijden en een vlakke zoldering. De achterzijde van de kast is aan de binnenkant beschilderd met geboomte, witte wolken en een blauwe lucht. De zijden en bovenkant zijn wit geschilderd. Van links naar rechts een kleine hut met een open constructie en een dichte achterzijde. In de hut staat een barbakot zonder vuur. Er hangt een hangmat en over de linkerbalk hangt een bruine lap. Daarnaast is een hut in aanbouw: een koepelvormig geraamte wordt bekleed met nog groene palmbladeren. Er zijn drie mannen aan het werk rondom de hut. De voorste man draagt een omslagdoek (salempoeris). Achter de hut staat een man met zwart haar en ernaast zit een man geknield te werken. Hij draagt een mes in zijn gordel. Voor hen liggen nieuwe materialen voor de hut. Op de voorgrond links de oever van de rivier, begroeid met gras. In het water drijven waterplanten. Zojuist is een korjaal aangemeerd met drie mensen erin. De figuren worden weerspiegeld in het groene water, dat in het diorama wordt gesuggereerd door een beschilderd glasplaatje. In de boot zit een vrouw met lang haar en beenbanden en er staat een vrouw met lang haar en een zwart broekje aan. Deze vrouw draagt een mat van gevlochten blad. Ook zit er een man, enigszins in elkaar gedoken, rechts in de boot. Op de rand van de boot zit een groene papegaai. In de boot liggen twee gevlochten pagalen (doosvormige manden met een overschuivend deksel) met Caraïbische geometrische motieven. Op de oever staat een hond. In de verte komt een jongen aanlopen met pijl en boog en zijn buit: een leguaan. Een man komt thuis van de jacht. Hij draagt een weitas, een geweer en een wit gevlekt dier (een haas of klein hert). Enkele bomen staan verspreid tussen de hutten en aan de oever staat een hoge boom met een brede kruin. Aan deze boom zit een touw om boten te kunnen aanleggen. Bij de rivier staat een man met een hengel en een vis die hij net heeft gevangen. Voor hem zit een man met gekruiste armen, in zijn handen houdt hij een brood en een mes. Hij draagt een verentooi en een salempoeris. Voor de man, op de grond, ligt een vierkant stuk blad met eten erop. Aan zijn voeten zit een gevlekte hond. Rechts staat een hut met een dichte wand waaraan hangmatten hangen. De hut is opgetrokken uit acht palen, vier aan weerszijden, waarop dwarsbalken rusten. Het dak steunt op twee hoge palen aan de voor-en achterzijde. Het schuine dak is met blad bedekt. In een van de hangmatten in de hut ligt een vrouw met een baby in een draagdoek. Hier worden de bewerkingen van cassave tot brood getoond. We zien de trogvormige bak die gebruikt wordt om de cassaveknollen in te raspen. Rechts in de hut zijn twee vrouwen bezig om cassave tot meel te stampen. Een Afrikaanse vrouw heeft een stok of stamper in de hand en een andere vrouw is bezig met een stamper in een pot. Een vrouw zeeft cassavemeel boven een pot. Ze zit op een boomstam en naast haar ligt een hond. Een andere vrouw, in het blauw-zwart gekleed, bakt cassavebrood op een ronde plaat boven een vuur. Op een blad liggen stukken van dat brood. Zo zijn alle stadia van de bewerking van cassave tot brood in het diorama te zien. Op de grond staan schalen en een kruik. Voor de rechter stijl van de hut staat een hoge aarden pot met een geometrisch motief. Op de rand zit een papegaai en op de voorgrond lopen drie kippen. Over de voorste dwarsbalk van de hut hangt een blauw-zwarte salempoeris. Aan een van de stijlen links hangt een hand bakove (bananen) en aan de voorste stijl hangt een mandje. De grond is van wit zand en loopt licht glooiend over in de bosschages in de verte. Op de achtergrond rechts staat een afgeknapte boomstronk.