Vanuit vogelvlucht toont Vanmour de beschouwer het Atmeydanı (Hippodroom) met de obelisken en de slangenzuil. Links van het plein zien we de Sultan Ahmed Moskee (Blauwe Moskee), de enige moskee in de stad met zes minaretten. Ook het paleis van de grootvizier aan de andere kant van het plein is duidelijk herkenbaar. Centraal op het schilderij heeft Vanmour een lange stoet van mensen weergegeven. Het is de grootvizier met zijn gevolg, die het Atmeydanı oversteken van zijn paleis aan de rechter zijde naar de Sultan Ahmed Moskee aan de andere kant van het plein. Ze zijn onderweg naar de moskee voor het vrijdaggebed. De stoet wordt aangevoerd door de lieutenant van de grootvizier, de vizir kâhyasi op zijn prachtig uitgedoste paard. Dan volgen de voetsoldaten van de lieutenant, die op het schilderij direct achter hem lopen, maar ook vaak naast zijn paard lopen. Hierachter komen de zes wachters van de grootvizier, die op het schilderij twee koppen groter lijken te zijn dan de overige bedienden. Ze dragen groene jassen met vergulde ceintuurs en rijk gedecoreerde halve pieken. Achter hen lopen twee mannen die een tapijt en een kussen dragen. Zij moeten steeds dicht in de buurt van de grootvizier blijven. Mocht hij op weg naar de moskee worden opgehouden door onvoorziene omstandigheden en daardoor tijdens de oproep voor het gebed nog op straat zijn, dan kan hij van dit kleed en kussen gebruik maken. De grootvizier legt de korte afstand, net als zijn lieutenant, te paard af. De langgerekte trap bij zijn paleis maakte het hem mogelijk om te paard zijn paleis te verlaten. Hij wordt gevolgd en omringd door vele bedienden, waarvan enkelen ook kussens of kleden onder de arm dragen.