Damescostuum, "demi-parure" van geglansd bedrukt katoen met ijl gracieus patroon van verticale streepjes en gestrooide bouquetjes, gedeeltelijk gevoerd en met de hand genaaid. Het costuum, dat bestemd is om over een brede afgeplatte hoepelrok ("panier") te dragen, bestaat uit twee delen: 1) een rechte vierbaans rok met twee heupsplitten voor zakken, achter in de diepe aaneengesloten plooien aan taillebandje genaaid, voor waarschijnlijk in ver uit elkaar staande plooien aan weerskanten van een glad midden gedeelte aangenaaid (is nu vermoderniseerd met rimpeltjes [1946]) en met onderaan, alleen voor, een brede geplooid opgenaaide volant ("falbala") en een ruche. 2) een vierbaans overjapon ("manteau") van voren openstaand en naar onder toe wijder uitlopend, met kleine sleep en met een met wit linnen gevoerd rijglijfje met brede hoekige hals, voor nauwaansluitend en met twee vestpanden die met haken en ogen sluiten en waarvan lange afgestompte slippen afhangen, en van achter twee dubbele stolpplooien die van de hals wijd over de taille tot in de rok doorlopen ("pli Watteau"), twee zaksplitten in de heup vanwaar driedubbele plooien uitgaan, halve mouwen uit een stuk in de dwarste geknipt, in kleine plooien hoog ingezet en glad verlopend tot een puntje even over de elleboog, en waarop vage moeten (van een strook?) te zien zijn, misschien een waaiervormige manchet ("en eventail"). Langs de rokzoom is een voeringstrook van wit linnen genaaid.