Het ijzeren mechaniek bestaat uit een met een knop te verschuiven grendel en een slot, met een door een sluiten te verschuiven schoot. het is op een ijzeren dekplaat gemonteerd en gevat in een geelkoperen slotkast, waarop een deurknop, een mansfiguur en een cijferplaat zijn aangebracht. Het eigenlijke slotmechaniek is aan de binnenkant tevens door twee ijzeren dekplaten afgeschermd. het bastaat uit een kruis- en reepbezetting, waarop de fraai uitgewerkte vorm van de sleutelbaard past en uit de twee aangrepen bij het schooteind (waardoor de sleutel twee keer moet worden omgedraaid om de schoot geheel te verschuiven) en de veerhamer (die de schoot in geschoven stand houdt). Boven de schoot bevindt zich de grendel, welke met de deurknoop bewogen kan worden, en waarvan de verende werking kan worden geblokeerd door de hoed van de man op de slotkast te vershuiven. De geprofileerde ronde deurknop is op een veelpuntige ster geplaatst. Het mannetje draagt een verschuifbare hoed, houdt een puntige stok voor zich uit en heeft één beweegbaar onderbeen. Dit kan met behulp van een pal op het sleutelgat vastgezet worden. De stok van de manheeft twee punten die corresponderen met de twee getallenreeksen langs de rand van de met een vijfbladige roos versierde ronde cijferplaat. De buitenste getallenreeks bestaat uit de oneven getallen van 1 tot en met 99, de binnenste uit de even getallen van 2 tot en met 100. Indien de schoot door twee keer omdraaien van de sleutel geheel is uitgeschoven, verspringt bij twee keer terugdraaien de cijferplaat zodanig, dat de uiterste punt van de stok het volgende getal op de binnenste cijferreeks aanwijst. Op deze wijze kan gecontroleerd worden hoeveel keer het slot is gesloten. De op de deurstijl aan te brengen sluitkap, waarin de grendel en de schoot geschoven dienen te worden, ontbreekt. Bij het slot zitten vier losse schroeven.