De gegoten, ronde knop rust op een gladde band met geprofileerde bovenrand, waarmee hij op de rotting bevestigd was. Hij verbreedt zich naar de gewelfde bovenzijde toe en is langs onder- en bovenrand iets gebold. De wand wordt geleed door drie gedraaide, aan een bladvoluut ontspringende, zich naar boven toe verbredende zuilen. Onder iedere zuil is een schelpmotief te midden van voluten weergegeven; tussen deze motieven bevinden zich kleine gegraveerde velden van traliewerk. De zuilen dragen uit C-voluten opgebouwde bogen met in het midden een cabochon; daartussen worden zij ieder bekroond door een, steeds anders gevormde, asymetrische vaas met bloem tegen een gegraveerd fond van traliewerk met rozetten, aan de bovenzijde afgesloten door een C-voluut. Een der vazen is versierd met een bladmasker. De drie velden tussen de zuilen vertonen achtereenvolgens: twee een fluit en een doedelzak spelende jongetjes in een landschap met een luit en een muziekblad onder aan de boog opgehangen fetsoen van vruchten; een jongetje dat een op een ezel opgesteld bloemstuk schildert, terwijl zij metgezel toekijkt, onder een festoen van schelpen; en een jongetje dat een borstbeeld houwt, terwijl zijn metgezel bij een vaas toekijkt, onder een festoen van bloemen. De voorstellingen symboliseren respectievelijk de muziek, de schilderkunst en de beeldhouwkunst. Op de bovenzijde zijn twee jongetjes in de wolken weergegeven, waarvan de ene met een passer een meting op een aardglobe uitvoert, terwijl de ander met een kijker de sterrenhemel beschouwt. Zij symboliseren de aardrijkskunde en de sterrenkunde.
