Het Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden
Presentatie van Nederlandse triomf in Indië
Koloniale geschiedenis
Onder deze foto uit het archief van het Rijksmuseum, gemaakt in de jaren ’20 van de vorige eeuw, staat geschreven: “Lombok-schat zaal 156”. Dit onderschrift dekt de lading niet helemaal: achter het hoge hekwerk, hangend aan de muur, zien we een flink deel van de spiegelversiering (1) van het in 1667 onder bevel van admiraal Michiel de Ruyter buitgemaakte schip ‘Royal Charles’. Daaronder, nauwelijks zichtbaar, een vitrinekast vol persoonlijke bezittingen van De Ruyter. De rechtopstaande kanonnen die links en rechts voor het hek staan opgesteld vertellen ons andermaal waar deze foto gemaakt moet zijn: op de afdeling ‘Geschiedenis ter Zee’, een afdeling vol kasten met herinneringen aan Nederlandse ontdekkingsreizen, zeeslagen en de VOC.
Op deze afdeling was ook een hoekje gewijd aan onze ‘Koloniale geschiedenis’(2) en dat is precies wat we op deze foto zien. De gouden en zilveren voorwerpen, sieraden en pronkwapens in beide vitrinekasten, geflankeerd door een klein kanon op affuit(3) en een schilderij van Gerard Pietersz Hulft, eerste raad en directeur-generaal van de VOC (1654), moesten voor zich spreken: overzeese triomf. Vrijwel al deze kostbaarheden deelden naast een bewogen koloniaal verleden, nog een geschiedenis: het Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden (KKvZ).
De naam spreekt nog altijd tot de verbeelding, maar dit Koninklijk Kabinet kende een roemloos einde. In 1816 door Koning Willem I gesticht en gehuisvest in het Mauritshuis in Den Haag, weerspiegelde het de belangstelling voor wetenschap en ontdekkingen van die tijd. De collectie bevatte naast opgezette dieren, wapens, zeldzame mineralen en een grote verzameling kunst- en gebruiksvoorwerpen uit vrijwel alle werelddelen, ook een keur aan Nederlandse objecten die verband hielden met het nationale verleden. In 1883 sloot het museum zijn deuren: een zo breed uitwaaierende collectie was uit de tijd en het beheer was een rommeltje geworden.
De collectie werd verdeeld, met name tussen het Ethnografisch Museum (nu Wereldmuseum) in Leiden en het Nederlandsch Museum voor geschiedenis en Kunst, een directe voorloper van het Rijksmuseum. Deze laatste instelling kreeg de voorwerpen met ‘kunstwaarde’ en voorwerpen met betekenis voor de Nederlandse geschiedenis. Leiden kreeg de volkenkundige objecten. Dat zijn interessante en niet onomstreden criteria. In het gefragmenteerde archief is de soms venijnige correspondentie bewaard met betrekking tot de moeizame afwikkeling van deze verdeling.
Het Rijksmuseum verkreeg een uiteenlopend scala aan objecten in de categorieën kunst, kunstnijverheid en Nederlandse geschiedenis in de breedste zin. Een greep uit deze ruim 3000 objecten tellende collectie: een drinkhoorn van het Grootschippersgilde in Stavoren uit 1547; de haarvlechten van Prins Willem IV; een kris met gouden schede geschonken aan Koning Willem I door de sultan van Madura in 1834(4); het poppenhuis van Petronella Oortman; een Chinees model van een achthoekige pagode met gouden bellen; een hanger in de vorm van een haan; de musketkogel waarmee Ernst Casimir van Nassau-Dietz op 2 juni 1632 dodelijk getroffen werd; een fles in 1683 gegraveerd door glasgraveur Willem Jacobszoon van Heemskerk met het opschrift: Zoekt dat tot den Vrede dient.
Een klein deel van de KKvZ-voorwerpen in het Rijksmuseum is afkomstig uit de voormalige koloniën. Het is de moeite waard om deze stukken te bezien vanuit de criteria die werden gebruikt voor de verdeling van de KKvZ-collectie. Blijkbaar werden deze Aziatische stukken zo fraai gevonden dat ze beschouwd werden als kunstwerken (en niet als volkenkundige voorwerpen), ofwel deze voorwerpen drukten, in de ogen van de toenmalige museumfunctionarissen, zozeer het succes van de Nederlanders overzee uit dat ze om die reden, als historisch object, in Amsterdam belandden: zij verbeeldden de Nederlandse triomf in Azië.
De visie op dergelijke voorwerpen is veranderd. Een gedeelte ervan is buitgemaakt tijdens Nederlandse militaire (straf-)expedities in de 18de en 19de eeuw. Wat men in 1883 zag als trofeeën van militaire overwinningen, zien we tegenwoordig veeleer als onrechtmatig verkregen roofgoed, dat bovendien vaak van veel grotere culturele betekenis is in het gebied van oorsprong dan in Nederland. Het Rijksmuseum doet dan ook herkomstonderzoek naar die objecten, in nauwe samenwerking met onderzoekers uit de landen van herkomst, ook met het oog op eventuele restitutie. In de afgelopen jaren zijn de meeste objecten op de foto waarmee we dit stuk begonnen gerestitueerd.(5)
Een eerste plaats om verwervingsgegevens te zoeken is het archief van het KKvZ, dat tegenwoordig bewaard wordt in het Nationaal Archief in Den Haag en het Noord-Hollands Archief in Haarlem.(6) Alle antwoorden heeft het echter bepaald niet: In augustus 1876 schreef David van der Kellen, waarnemend directeur van het KKvZ, aan de Minister van Binnenlandse Zaken dat er bij zijn aantreden geen inventaris van de voorwerpen in het Kabinet aanwezig was. Daarnaast verkeerde volgens hem ook het archief van het museum in een desolate toestand. Hij beschreef het als “incompleet en waardeloos” en zag geen mogelijkheid om er een samenhangend geheel van te maken.(7)Hij stelde een nieuwe inventaris op waarbij hij zoveel mogelijk gebruik maakte van de oude verwervingslijsten en -gegevens, en daar zocht hij zo goed mogelijk de voorwerpen bij.
Latere onderzoekers hebben ditzelfde gedaan.(8) Met name Theo Lunsingh Scheurleer, die tijdens de Tweede Wereldoorlog oorlog aangenomen was als wetenschappelijk assistent bij de afdeling kunstnijverheid van het Rijksmuseum, slaagde erin ‘van talrijke voorwerpen de herkomst vast te leggen’.(9)Van veel voorwerpen is dankzij zijn onderzoek bekend hoe het KKvZ ze verwierf: het gaat om aankopen, schenkingen, legaten en beheersoverdrachten. Voor de KKvZ-voorwerpen met een evidente band met de Nederlandse koloniale geschiedenis is dus inmiddels verdergaand onderzoek naar de herkomst gedaan. Hieronder worden enkele ‘koloniale’ voorwerpen uit het KKvZ en hun (verwervings-) geschiedenis verder toegelicht.
Bronnen
-
Houtsnede op de achterzijde van een schip
-
Bos, J. (1997). “De geschiedenis is vastgelegd in boeken, niet in musea. Van planvorming tot realisatie. Het Nederlands Museum voor Geschiedenis in het Rijksmuseum, 1922-1939”. Bulletin van Het Rijksmuseum, 45(4), 286
-
Lewuke’s kanon. Dit kanon is op 28 november 2023 gerestitueerd aan Sri Lanka. Zie: Herkomstonderzoek Koloniale collecties - Rijksmuseum / Herkomstverslag 46, Singalees kanon, NG-NM-1015
-
Zie Herkomstonderzoek Koloniale collecties - Rijksmuseum / Herkomstverslag 9, kris, NG-NM-7115
-
Op dit moment doet het Rijksmuseum herkomstonderzoek naar drie (kunst-)objecten uit de voormalige collectie van het KKvZ in de eigen collectie, afkomstig uit Sri Lanka: een ring (AK-NM-7068) en twee walgeweren (NG-NM-515 en 516). Dit onderzoek doen we in samenwerking met onderzoekers en (wapen-)experts uit Sri Lanka.
-
NA, toeg.nr. 2.04.01, inv. 4030; NHA, toeg.nr. 476. Beiden archieven zijn vrijwel geheel online te raadplegen.
-
NA, toeg.nr. 2.04.13, inv. 1952. Rapport aan de Minister van Binnenlandse Zaken over de toestand van het KKvZ door David van der Kellen, 18/8/1876.
-
Effert, R.A. (2003). Volkenkundig verzamelen: het Koninklijk kabinet van zeldzaamheden en het Rijks ethnographisch museum 1816-1883
-
Scheurleer, TH. H. Lunsingh (1946). Het Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden en zijn betekenis voor het Rijksmuseum. In: Oudheidkundig Jaarboek: vierde serie van het Bulletin van de Nederlandsche Oudheidkundige Bond, p. 50.