COLLECTIE OPPENHEIMER
Het rijk versierde porselein vertelt nog een verhaal. Dat van Margarethe en Franz Oppenheimer. Zij woonden aan het begin van de 20ste eeuw in Berlijn en waren onderdeel van een kring van, veelal Joodse, kunstverzamelaars. Rond 1902 begonnen zij met de aanleg van hun belangrijke collectie Meissenporselein.
In 1937 vluchtten zij naar Wenen door toenemende anti-Joodse maatregelen. Een deel van hun dierbare collectie Meissenporselein namen ze mee. Eén dag voor de annexatie van Oostenrijk in 1938 vluchtten zij opnieuw om aan vervolging door het naziregime te ontkomen. Via Boedapest gingen zij naar Stockholm, en uiteindelijk naar New York waar ze zich in 1941 vestigden.
Het echtpaar Oppenheimer had een groot deel van hun bezittingen achtergelaten of gedwongen verkocht in Berlijn en Wenen. Rond 1937 verkochten zij een deel van hun porseleincollectie aan de verzamelaar Fritz Mannheimer. Via hem kwam het uiteindelijk in het Rijksmuseum terecht. In 2019 is de collectie Meissenporselein gerestitueerd aan de familie. 82 jaar na de gedwongen verkoop.