Het Burgerweeshuis in Amsterdam van architect Aldo van Eyck, dat in 1960 werd opgeleverd, geldt als hoogtepunt van naoorlogse bouwkunst in Nederland. In bovenaanzicht manifesteert het gebouw zich onmiskenbaar als een structuur van onderling verbonden modules. Het gaat over ‘deel en heel’, binnen en buiten, een tegenstelling die wordt opgeheven door de straat als het ware naar binnen te brengen. Van Eyck formuleerde als motto voor het Burgerweeshuis: 'een huis als een stad, een stad als een huis, een thuis voor kinderen'. Het gebouw moest aan de bewoners (Amsterdamse weeskinderen) geborgenheid bieden. De ruimte is (om met Van Eyck te spreken) gemaakt tot plaats, een plaats waar het kind kan spelen en zich kan afzonderen, een onderkomen dat is gericht op ontplooiing en creativiteit van het kind. Deze aspecten komen treffend tot uitdrukking in deze maquette, die behalve de modulaire structuur van het gebouw ook de nauwkeurig op de bewoners afgestemde interieur-elementen, evenals de binnenpleintjes in beeld brengt: speelhuisjes, pannenkoekenkeuken, ploeterbak, zandbakken en vijver met zitbanken. Presentatiemaquettes uit de tijd van het ontwerp voor het Burgerweeshuis (1955-1960) zijn niet overgeleverd. Deze maquette is samen met een ander exemplaar, dat het gehele gebouw toont, de meest accurate weergave van het burgerweeshuis-op-schaal. De maquette kwam in opdracht van en onder toezicht van de architect tot stand. Beide maquettes zijn gemaakt in 1989 voor een overzichtstentoonstelling van het werk van Van Eyck in de Beurs van Berlage.