De (anonieme) koopman of plantage-eigenaar is afgebeeld in een landschap dat waarschijnlijk Suriname of Berbice (Guyana) voorstelt. Hij staat aan de oever van een rivier waarop enkele koopvaardijschepen varen. In het verschiet vaart een tentboot. Ook zien we een vrachtbootje, zoals die in Suriname werden gebruikt. De man wijst op enkele vaten achter hem, waarmee hij zijn aandeel in de handel lijkt te bevestigen. Links achter hem staat een tot slaaf gemaakte jongen met parasol. De jongen draagt een rijk versierde lendendoek en sieraden om hals, armen en benen. Dit wijst erop dat hij een tot slaaf gemaakte bediende van de man was. Bedienden moesten allerlei werk in en om het huis doen, en vergezelden hun meester ook op straat, vaak met een parasol om hem tegen de zon te beschermen. Hoe rijker de bediende was gekleed, hoe meer aanzien dit zijn eigenaar opleverde. Op de rivier zien we diverse koopvaardijschepen, een vrachtschip zoals dat in Suriname werd gebruikt evenals een tentboot. Langs de grote rivieren in Suriname lagen in de 18de en 19de eeuw honderden plantages, waarop de handelsgewassen suiker, koffie en katoen werden verbouwd. De plantages waren eigendom van Europese immigranten en hun nakomelingen. De bloeitijd van de Surinaamse plantage-economie lag rond het midden van de 18de eeuw, de tijd dat dit schilderij werd vervaardigd.