Getting started with the collection:
Bachanal of Eight Putti with a goat
François Du Quesnoy, c. 1626 - c. 1630
This is one of the best-known compositions by Du Quesnoy, a Flemish sculptor who worked in Rome. The playfulness of the theme and the subtlety with which the softness of the putti’s chubby flesh was carved in the marble contributed greatly to its fame. Du Quesnoy’s style influenced many artists, including his fellow countryman, Artus Quellinus, who studied with him in Rome.
- Artwork typerelief (sculpture)
- Object numberBK-2014-28
- Dimensionsheight 24.2 cm x width 41.8 cm x depth 2.3 cm
- Physical characteristicsmarmer
Discover more


Identification
Title(s)
Children’s Bacchanal with He-Goat
Object type
Object number
BK-2014-28
Description
Een voorstelling van acht putti rond een bok. Van de acht putti proberen er drie de bok tot lopend te dwingen, terwijl een vierde met een grotesk masker het dier juist angst wil inboezemen. De overige putti verzamelen takken om het dier mee te slaan. De rechter bovenhoek ontbreekt.
Part of catalogue
Creation
Creation
sculptor: François Du Quesnoy, Rome
Dating
c. 1626 - c. 1630
Search further with
Material and technique
Physical description
marmer
Material
Technique
Dimensions
height 24.2 cm x width 41.8 cm x depth 2.3 cm
Explanatory note
Deze voorstelling van kinderbacchantjes met een onwillige bok is geinspireerd door Romeinse sarcofaagreliefs en door teksten uit Philostratos, en Vergilius' Georgica. Een antieke sarcofaag met een verwante decoratie was in de collectie van Giustiniani, voor wie Du Quesnoy in Rome heeft gewerkt. Sinds de Oudheid stond de bok bekend als een vernieler van druivenranken en bracht dus de wijnoogst in gevaar. Vandaar dat geiten en bokken wel aan Bacchus werden geofferd. Dat gegeven wordt hier door Du Quesnoy op speelse wijze geinterpreteerd. De compositie werd uitvoerig beschreven door Du Quesnoy's eerste biograaf Bellori in diens Le Vite de' Pittori Scultori e Architetti Moderni (1672). Het betreft een karakteristieke compositie van Francois du Quesnoy waarvan tot dusver alleen een groter marmeren reliëf bekend is dat weliswaar eigenhandig is, maar een zeer verweerd oppervlak heeft omdat het altijd in een buitenmuur was ingemetseld (Rome, Doria Pamphilj, 62,5 x 87,5 of: 56 x 81, zonder integrale lijst). Daarnaast zijn er van dezelfde voorstelling kopieën bekend die niet eigenhandig zijn, in marmer (Hermitage, St. Petersburg; 18de-eeuwse kopie maar vergroot naar rechts), brons (München, Bayerisches Nationalmuseum (21,6 x 37,3 cm); Dresden, Skulpturensammlung, 21,3 x 37,2 cm; Parijs, Petit Palais, 21 x 37 cm) en ivoor (Londen, V&A, 10,5 x 15,5 cm). Van al deze stukken onderscheidt dit marmer zich door de verbluffend hoge kwaliteit – al helemaal gezien de kleine schaal - en door zijn, voor de beeldhouwer zo karakteristieke ‘sfumato’, die het stuk een warme en zachte aaibaarheid geeft van bijvoorbeeld ivoorsnijwerk. Er is een grote losheid in het hakken van de haar- en vachtpartijen die volstrekt voorbij gaat aan het mechanische van alle bovengenoemde kopieën. Het effect is een zekere schilderachtigheid die kenmerkend is voor Du Quesnoy en die op groter formaat bijvoorbeeld ook wordt gevonden in de putti van de twee grafmonumenten in Santa Maria dell’Anima in Rome of in de haarpartij van Susanna in de Sta Maria di Loreto, Rome, alle hoofdwerken in zijn kleine oeuvre. De hoge kwaliteit van het onderhavige relief wordt goed gedemonstreerd in de vergelijking van de vacht van de bok, die in de bronzen exemplaren een streperig en mechanisch oppervlak heeft, alsof elke haarstreng moet worden aangeduid, terwijl in dit marmer effectief alleen kleine plukjes worden aangegeven. In het grotere reliëf met dezelfde voorstelling in Galeria Doria Pamphilj is die techniek ook aanwezig, bijvoorbeeld in de wijze waarop de vacht van de bok wordt uitgewerkt met zichtbare boorgaten voor de dieptewerking. Ook valt het reliëf op door de molligheid van de putti, wier baby-vet met kleine vloeiende indeukingen in het vlees heel goed is weergegeven. Ook dit is een karakteristiek van Du Quesnoy’s figuren en wordt verder slechts gevonden bij zijn navolger in ivoor, Gerard van Opstal. Een ander positief verschil met de bovengenoemde kopieën is het feit dat het masker van de zittende putti links opengewerkt is – mond en ogen - , zodat het knaapje er echt doorheen kan kijken. Deze zorgvuldigheid tot in het detail duidt eveneens op eigenhandigheid. Geen van de nu bekende kopieën heeft die eigenschap, kennelijk omdat bij het afgieten in gips of brons het lastiger is dit zo precies af te werken. Bij het grotere marmer in Rome is het masker beschadigd, maar nog wel goed te zien dat de mond ook geopend was. Afgezien van de zeer hoge en persoonlijke kwaliteit van het reliëf die een andere hand dan Du Quesnoy eigenlijk al uitsluit, zijn er ook compositorische aspecten die pleiten voor eigenhandigheid en voor het feit dat het hier een oerversie van deze compositie betreft. Zo komt dit marmer in grote lijnen overeen met de kopieën in brons en eveneens met de vele geschilderde (vroege) varianten, zoals die van Gerard Dou, met dien verstande dat deze kopieën allemaal minder gedetailleerd zijn. Kennelijk zijn van dit marmer - of beter, van het modello in terracotta of gips dat ontstond ter voorbereiding van dit marmer - afgietsels gemaakt die onder schilders circuleerden. Dit Kinderbacchanaal met bok verkreeg extra populariteit onder Nederlandse kunstschilders in de 17de eeuw, in bijzonder Gerard Dou en andere leden van de Leidse school van fijnschilders uit de 2de helft van de 17de eeuw. Zij bezaten al op een vroeg moment gipsafgietsels van het relief, die in de Nederlanden waren beland door Jerome du Quesnoy, de broer van de beeldhouwer. Na de dood van Francois in 1643 bracht Jerome diens hele ateliernatalenschap in talloze kisten naar Vlaanderen. Gerard Dou moet van een dergelijk vroeg afgietsel gebruik hebben gemaakt; het onderhavige marmer stemt tot in details overeen met diens geschilderde weergaves. In vergelijking van passages als de boomstronken, de behandeling van de vacht van de bok, wordt duidelijk dat we hier te maken hebben met een uitgewerkt marmer inclusief alle details die in de latere gipsafgietsels verloren zijn gegaan en dus ook niet terecht zijn gekomen in het werk Dou e.a., en evenmin in de bronzen exemplaren in Dresden, München en het Petit Palais. In het Rijksmuseum bevindt zich een versie van Dou's Dokter met dit relief als trompe l'oeil (SK-A-2321) en een terracotta relief met hetzelfde onderwerp uit de school van Quellinus (BK-AM-52-7). Opvallend is tenslotte ook het gebruik van een heel hoge en zuiver witte kwaliteit Parisch marmer, wat aansluit bij Du Quesnoy’s wedijver met het Parische marmer van de Grieken (la gran maniera greca). De afmetingen van het marmeren reliëf komen overeen met gangbare Romeinse maten in de 17de eeuw. hoogte: 24,1 = 0,8 palmo/piede romano = 13 once romane lengte: 41,7 = 1,4 palmo/piede romano = 22,5 once romane
Acquisition and rights
Credit line
Purchased with the support of the Familie M. van Poecke/Rijksmuseum Fonds and the J. W. Edwin Vom Rath Fonds/Rijksmuseum Fonds
Copyright
Provenance
…; the dealer Georges-Joseph Demotte (1877-1923), Paris and New York;{George-Joseph Demotte (1877-1923) was a prominent Paris dealer of Belgian origin specialized in medieval French art. He owned a gallery at 27 Rue de Berri, as well as a second gallery in New York at 8 East 57th Street. Demotte was killed during a hunting expedition when accidentally shot by Otto Wegener, a friend and fellow dealer. See `Demotte Killed in Gun Accident. International Art Dealer Shot Dead While on Hunting Expedition in France´, _The New York Times_, 5 September 1923. Although acquitted of murder by a French court, Wegener was ordered to pay damages to Demotte´s family (see `Compensation´, _Time_ 31 December 1923). Ownership of the gallery, with an estimated value of $2 million, was subsequently transferred by inheritance to his 17-year-old son, Lucien Demotte (d. 1934); see `Demotte Fils´, _Time_, 17 December 1923. At the time of his death, George-Joseph Demotte was involved in two different lawsuits. The first lawsuit was against Jean Vigoroux, Demotte´s former representative in New York, for embezzlement (see `Vigoroux vs. Demotte´, _Time_, 23 July 1923). A second lawsuit had been filed against the New York dealer Joseph Duveen for slander. Duveen was alleged to have described a medieval statuette sold by Demotte as a fake (see M. Secrest, _Duveen: A Life in Art_, Chicago 2005, p. 208). Five years prior to his death, Demotte was portrayed by Henri Matisse (Musée des Beaux-Arts, Lyon). A photo of the present relief is preserved in the documentation of Demotte´s photo archive, showing that the top right corner had already broken off prior to this time (see M. Boudon-Machuel, _François du Quesnoy 1597-1643_, Paris 2005, p. 278, no. 64a dér.2; M. Boudon-Machuel, `Du Quesnoy: Une monographie problématique´, in R. Dekoninck (ed.),_Relations artistiques entre Italie et anciens Pays-Bas: Bilan et perspectives, Institut Historique Belge de Rome_, Rome 2012, pp. 99-112, esp. pp. 108-09 (ill.). For Demotte´s photo archive, see C. Vivet-Peclet, `Les sculptures du Louvre acquises auprès de Georges-Joseph Demotte: De la polémique à la réhabilitation?´, _La revue des musées de France, Revue du Louvre_, 3-2013, pp. 57-70. In the 1980s, the iconographic collection of the Department of Sculpture in the Louvre was augmented with approximately 2,500 glass-plate negatives documenting works (primarily medieval sculptures) sold by the art dealers Georges-Joseph and Lucien Demotte at the beginning of the 20th century.} …; ? collection Pierre and Georges Androt, art and antiques dealers in Paris and Beaulieu sur Mer (since 1952), date unknown; to Pierre´s son, the dealer Pierre (`Pierrick´) Androt, Beaulieu sur Mer, date unknown;{The firm´s current owner (since 2008) is Pierrick´s son, Sébastien Androt, who changed the name to Androt & Fils.} to the dealer Jeanne Agarini Sauvaigo, Nice, date unknown; acquired by Robert D´Anjou Durassow (b. 1957), Nice, in or before 2008; sale Paris (Aguttes, Drouot-Richelieu - Salle 16), 6 December 2013, no. 175, to the dealer C. Vecht, Amsterdam; from whom, € 195,000, with the support of the Familie Van Poecke/Rijksmuseum Fonds and the J.W. Edwin vom Rath Fonds/Rijksmuseum Fonds, 2014{A previous owner before Vecht, Robert D´Anjou Durassow, purchased the work from the antiques dealer Agarini of Nice. Before this, Agarini had purchased the piece from the antiques dealer Pierre Androt of Beaulieu sur Mer, near Nice, who in his turn had inherited the relief from his father. None of these individuals had perceived or established any connection to Du Quesnoy. It was not until D´Anjou Durassow came across the oeuvre catalogue, in which reference was made to the Demotte collection, that he realized the object in his possession might have something quite exceptional in his possession (written communication Constant Vecht, 5 May 2014).}
Documentation
Persistent URL
To refer to this object, please use the following persistent URL:
Questions?
Do you spot a mistake? Or do you have information about the object? Let us know!