Het schilderij stelt de Martelaarschap van de Zeven Broers voor, de zonen van de Heilige Felicitas. De Heilige Felicitas is rechts van het midden knielend weergegeven, terwijl zij haar jongste zoon Martialis troost en wijst naar de engel die van boven komt aanvliegen met de zeven kronen en zeven palmtakken van het martelaarschap. Het standbeeld van Mars, rechts achter haar, vertegenwoordigt de Romeinse goden die de vroegchristelijke weduwe weigerde te aanbidden. Links van het standbeeld zetelt de Romeinse keizer Antoninus Pius op een troon, die gelaste dat Felicitas getuige moest zijn van de dood van haar zeven zonen, voordat zij zelf terechtgesteld werd. Rechts op de voorgrond, de Heilige Januarius (gegeseld met loden ballen); in het midden en links op de voorgrond, de Heilige Alexander en de onthoofde Vitalis; in het midden, zittend en knielend, de Heilige Phillippus en Felix; op de achtergrond wordt de Heilige Silvanus van de toren gegooid. Op de achtergrond een haag van toeschouwers en een beeld van een van de Vestaalse Maagden in een nis. Links van de sokkel van het Mars standbeeld een zelfportret van Trevisani, het schilderij uitkijkend. Geheel links op de voorgrond een tweede zelfportret van Trevisani ten voeten uit. Op de sokkel de wapenschilden van Colbert en Arnauld de Pomponne onder de kroon van een markies. De wapens en kroon verwijzen naar Jean-Baptiste Colbert, markies de Torcy, en zijn echtgenote, Cathérine-Félicité Arnauld de Pomponne, aan wie het schilderij door Kardinaal Pietro Ottoboni was gegeven in 1709.