In gesloten toestand is het altaar van boven afgerond, geopend vertoont het een nis en in iedere vleugel een halfnis. In de nis komt de halffiguur van Christus met doornenkroon en lendendoek uit boven de rand van de graftombe. Hierover hangt een lijnwaad, dat de nissen in de voorkant van de tombe gedeeltelijk bedekt. Christus wijst met de rechterhand op de wond in zijn zijde, terwijl hij de linkerhand opheft om de nagelwond te tonen. Links op de graftombe drie zalfpotten (albarelli), rechts liggen de drie dobbelstenen. Op de achtergrond het kruis, waarin nog een nagel steekt en waarop het tafeltje met I.N.R.I.; verder een losstaande lans en een deel van de rietstengel met spons. In elk van de halfnissen een engel, staande op een naar voren toelopend, geprofileerd voetstuk, geplaatst op een oplopende bodem; deze voetstukken hebben aan iedere zijde een nis en daarboven een plat dekstuk met afgeknotte hoek. De linker engel houdt waarschijnlijk een fragment van de stengel van een lelie vast, de rechter waarschijnlijk een deel van een zwaard, gezien de ronde knop op zijn linkerhand. Beiden dragen een diadeem en over de albe, waaronder een blote voet uitsteekt, een door een spang gesloten koorkap. De grote nis wordt gevormd uit een smalle en een daarachter liggende brede hollijst, links en rechts gescheiden door een dunne zuil met kapiteel. Deze dragen een gebogen kraal en opengewerkt maaswerk. Tussen achterwand en achterste hollijst een doorlopende kraal, verbonden met een lage muur, die boven de tombe uitsteekt. In beide halfnissen maakt het maaswerk deel uit van de kraal. De hollijsten vertonen grote en kleine rozetten, in de middennis afgewisseld met 'parels' .