Reishorloge van zilver. De ovale zilveren kast heeft geen glas, zodat men het deksel open moet maken om de zilveren wijzerplaat, met alleen een uurwijzer te kunnen zien. Het uurwerk heeft een veerton, die door een ketting verbonden is met een snek, welke op het eerste rad gemonteerd is. De kracht wordt door drie raderen overgebracht naar het laatste rad, het zogenaamde echappementsrad dat de draaiende beweging van de raderen omzet in de heen-en-weer-gaande beweging van de balans. Hier is het echappement de zogenaamde spillegang, waarin het echappements-rad beurtelings twee uitsteeksels op de balansas in tegengestelde richting wegdrukt. Het wiel van de balans, dat door zijn massa de heen-en-weer-gaande beweging vertraagt bevindt zich onder de fraai bewerkte kloof op de achterplatine. De gang van het horloge kan op twee manieren gereguleerd worden, waarvan zich op de achterplatine twee wijzerplaatjes bevinden. het grootste van de twee, midden boven, is bevestigd op de spil van de veerton en kan met behulp van een wormwieltje ingesteld worden. Zo kan men de spanning van de veer vergroten of verkleinen. De gravering van het tweede, kleinere wijzerplaatje wijkt af van de eerste, en is een latere toevoeging. Het dient om de werkzame lengte van de onder de balans liggende spiraalveer te regelen. Tot de verandering behoorde ook het verzwaren van de balans , waar met zes klinknageltjes een extra ring onder aangebracht werd. Een bijzondere merkwaardigheid aan dit horloge vormen de twee olieverfportretten, die in het deksel en achterin de kast geschilderd zijn.