Aan de slag met de collectie:
De Razernij
toegeschreven aan atelier van Artus Quellinus (I), na 1648 - in of voor 1662
De krankzinnige zit naakt op een boomstronkachtige, met stro bedekte verhoging op een vierkante plint. Zij heeft het gebogen linkerbeen naar voren met de voet even over de plint, het rechter is schuin naar achteren geplaatst. Zij trekt met beide handen aan haar haren, buigt daarbij het bovenlijf naar een zijde over, waardoor de linkerhand boven en de rechter onder het hoofd komt. De tong steekt uit de wijd geopende mond, waarin de bovenste rij tanden zichtbaar wordt. Op het achterhoofd wordt het haar samengehouden in een knot, waarvan een vlecht afhangt. Van haar rechteronderarm loopt een doek onder de benen door en is over het linkerbeen teruggeslagen, waardoor de schoot wordt bedekt. Een tweede doek is over de achterzijde van de verhoging gedrapeerd. Het vierkante voetstuk met geprofileerde basis en dekplaat vertoont aan elke zijde een geprofileerd diepliggend paneel, waarin een kleiner venster. Uit elk venster steekt de kop van een krankzinnige: een gebaarde, klassiek uitziende mannenkop met band om het hoofd, snor en geopende mond en vier onder de kin naar voren stekende vingers; aan de tegenover liggende zijde een kaalhoofdige mannenkop; op beide andere zijden waarschijnlijk vrouwenkoppen, waarvan één op het linker paneel met doek over het hoofd, half geopende mond en vier onder de kin uitstekende vingers, de ander met gescheiden haar en een doek op het achterhoofd.
- Soort kunstwerkbeeldhouwwerk
- ObjectnummerBK-AM-38
- Afmetingendekplaat: gewicht (eigenschap) 242 kg (2 delen), beeld: hoogte 162 cm x breedte 65 cm x diepte 62 cm x gewicht (eigenschap) 944 kg, geheel: hoogte 295 cm x breedte 75 cm x diepte 75 cm x gewicht (eigenschap) 1887 kg (5 delen), sokkel: gewicht (eigenschap) 388 kg, plint: gewicht (eigenschap) 313 kg
- Fysieke kenmerkenBentheimer zandsteen met dekplaat van Obernkirchen zandsteen
Ontdek verder
Identificatie
Titel(s)
- De dolhuisvrouw, genoemd de Razernij (voormalige titel)
- De Razernij
- De Razernij, bekend als de Dolhuisvrouw
Objecttype
Objectnummer
BK-AM-38
Beschrijving
De krankzinnige zit naakt op een boomstronkachtige, met stro bedekte verhoging op een vierkante plint. Zij heeft het gebogen linkerbeen naar voren met de voet even over de plint, het rechter is schuin naar achteren geplaatst. Zij trekt met beide handen aan haar haren, buigt daarbij het bovenlijf naar een zijde over, waardoor de linkerhand boven en de rechter onder het hoofd komt. De tong steekt uit de wijd geopende mond, waarin de bovenste rij tanden zichtbaar wordt. Op het achterhoofd wordt het haar samengehouden in een knot, waarvan een vlecht afhangt. Van haar rechteronderarm loopt een doek onder de benen door en is over het linkerbeen teruggeslagen, waardoor de schoot wordt bedekt. Een tweede doek is over de achterzijde van de verhoging gedrapeerd. Het vierkante voetstuk met geprofileerde basis en dekplaat vertoont aan elke zijde een geprofileerd diepliggend paneel, waarin een kleiner venster. Uit elk venster steekt de kop van een krankzinnige: een gebaarde, klassiek uitziende mannenkop met band om het hoofd, snor en geopende mond en vier onder de kin naar voren stekende vingers; aan de tegenover liggende zijde een kaalhoofdige mannenkop; op beide andere zijden waarschijnlijk vrouwenkoppen, waarvan één op het linker paneel met doek over het hoofd, half geopende mond en vier onder de kin uitstekende vingers, de ander met gescheiden haar en een doek op het achterhoofd.
Onderdeel van catalogus
Vervaardiging
Vervaardiging
- beeldhouwer: toegeschreven aan atelier van Artus Quellinus (I), Amsterdam
- beeldhouwer: Lambertsz. Gerrit van, Amsterdam [verworpen toeschrijving]
Datering
na 1648 - in of voor 1662
Zoek verder op
Materiaal en techniek
Fysieke kenmerken
Bentheimer zandsteen met dekplaat van Obernkirchen zandsteen
Afmetingen
- dekplaat: gewicht (eigenschap) 242 kg (2 delen)
- beeld: hoogte 162 cm x breedte 65 cm x diepte 62 cm x gewicht (eigenschap) 944 kg
- geheel: hoogte 295 cm x breedte 75 cm x diepte 75 cm x gewicht (eigenschap) 1887 kg (5 delen)
- sokkel: gewicht (eigenschap) 388 kg
- plint: gewicht (eigenschap) 313 kg
Toelichting
Dit curieuze, levensgrote beeld in zandsteen laat een vrijwel naakte vrouw zien die, in gespannen en verwrongen houding, aan haar lange haren trekt: de Razernij. Oorspronkelijk stond het beeld opgesteld in de tuin van het Amsterdamse Dolhuys, de stedelijke instelling voor mensen die als ‘dol’ of ‘krankzinnig’ werden aangemerkt. Aan elke zijde van het voetstuk kijkt een bewoner door het luikje van zijn of haar cel naar buiten.
Dit werk gaat over
Onderwerp
Plaats
Verwerving en rechten
Credit line
Bruikleen van de gemeente Amsterdam
Copyright
Herkomst
…; courtyard of the Dolhuys (madhouse), Kloveniersburgwal, Amsterdam, first recorded in 1662;{M. Fokkens, _Beschrijvinge der wijdt-vermaarde Koopstadt Amsterdam_, Amsterdam 1662, p. 285.} transferred to the Buitengasthuis, Amsterdam, c. 1792;{The Dolhuys at the Kloveniersburgwal was demolished in 1792, the patients as well as the statue were transferred to the Buitengasthuis at the Overtoom in Amsterdam, see C.A.L. Sander, ‘Het Dulhuys of Dolhuis aan de Vesten of de Kloveniersburgwal’, _Maandblad Amstelodamum_ 45 (1958), pp. 229-38, esp. p. 238.} on loan from the City of Amsterdam (Burgerlijk Armenbestuur),{M. Jonker et al., _In beeld gebracht: Beeldhouwkunst uit de collectie van het Amsterdams Historisch Museum_, coll. cat. Amsterdam 1995, no. 65A (inv. no. BA 2542).} to the Koninklijk Oudheidkundig Genootschap (KOG), Amsterdam, 1877-85;{Former inv. no. KOG-2673.} on loan to the museum, since 1885
Documentatie
- J. Six, 'Hendrik de Keyser als beeldhouwer', Jaarverslag Koninklijk Oudheidkundig Genootschap te Amsterdam (1910), p. XXII, afb.
- K. Fremantle, "De Razernij", Openbaar Kunstbezit 8 (1964) dec.
- A. Pit, 'De verzameling Hollandsch beeldhouwwerk in het Nederlandsch Museum, te Amsterdam', Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond 1 (1899/1900), p. 148.
- W.R. Valentiner, 'A neglected sculptor in the Mannerist Exhibition at Amsterdam', The Art Quarterly (1956), p. 48-49, afb. 7.
- Gerard Pley en Herman W.J. de Boer, "De Razerny, zinnebeeld van waanzin", Ons Amsterdam 45 (1993), p. 271 - 275
- J. Gabriels, 'Nog eens 'De Razernij' of 'Dolhuisvrouw' van het Nederlandsch Museum', Oudheidkundig Jaarboek 10 (1930), p. 171-175.
- E. Neurdenburg, 'De Razernij of Dolhuisvrouw', Oudheidkundig Jaarboek 9 (1929), p. 109-114.
- E. Redslob, 'Andreas Schlüter und die Plastik der Niederlände', Zeitschrift für Kunstwissenschaft 9 (1955), p. 91, afb. 4
Duurzaam webadres
Als u naar dit object wilt verwijzen, gebruik dan de duurzame URL:
Vragen?
Ziet u een fout? Of heeft u extra informatie over dit object? Laat het ons weten!
Artus Quellinus (I) (attributed to workshop of)
Frenzy or the ‘Madhouse Woman’, from the Amsterdam Madhouse
Amsterdam, Amsterdam, after 1648 - in or before 1662
Technical notes
Sculpted in the round. The whole comprises five separately carved components: the figure with plinth; the moulded coverstone, composed of two halves; the pedestal with heads; and the profiled base. Only the coverstone is made of Obernkirchen sandstone.
Condition
Part of the woman’s nose is missing, as are part of the big toe on the right foot, parts of the noses on the pedestal heads, and a corner of the plinth. Crumbling can be discerned on all parts of the pedestal. The surfaces of the figure and the pedestal have sustained natural abrasion. The right hand and right foot were reattached; sections of the hair strand in the woman’s right hand have been replaced. An old (?) restoration in lead can be seen on the inner side of the right elbow.
Provenance
…; courtyard of the Dolhuys (madhouse), Kloveniersburgwal, Amsterdam, first recorded in 1662;1M. Fokkens, Beschrijvinge der wijdt-vermaarde Koopstadt Amsterdam, Amsterdam 1662, p. 285. transferred to the Buitengasthuis, Amsterdam, c. 1792;2The Dolhuys at the Kloveniersburgwal was demolished in 1792, the patients as well as the statue were transferred to the Buitengasthuis at the Overtoom in Amsterdam, see C.A.L. Sander, ‘Het Dulhuys of Dolhuis aan de Vesten of de Kloveniersburgwal’, Maandblad Amstelodamum 45 (1958), pp. 229-38, esp. p. 238. on loan from the City of Amsterdam (Burgerlijk Armenbestuur),3M. Jonker et al., In beeld gebracht: Beeldhouwkunst uit de collectie van het Amsterdams Historisch Museum, coll. cat. Amsterdam 1995, no. 65A (inv. no. BA 2542). to the Koninklijk Oudheidkundig Genootschap (KOG), Amsterdam, 1877-85;4Former inv. no. KOG-2673. on loan to the museum, since 1885
Object number: BK-AM-38
Credit line: On loan from the City of Amsterdam
Entry
The so-called Madhouse Woman – a personfication of Frenzy – originates from the inner courtyard of the Amsterdam Dolhuys (madhouse) on the Kloveniersburgwal, where this life-size statue stood at the heart of the flower garden (fig. a). Nothing is known of the statue’s origin. Given the provenance, however, one must assume the statue and its accompanying pedestal were created specifically for this purpose and place.5The financial records of the Dolhuys for the period 1648-1665 have been lost, see J. Gabriels, Artus Quellien, de Oude: ‘Kunstryck belthouwer’, Antwerp 1930, p. 152, note 233. The earliest description of the statue standing in the flower garden dates from 1662: ‘From within is a large, square place and Garden, a naked Woman statue stands there in the middle on a Pedestal depicting fury or madness the hair hangs there over the naked body she tugs and pulls at the hair like a mad person’.6Van binnen is een groote vierkante plaats / en Tuyn / daar in’t midden op een Voetstuck een naackte Vrouwe beeldt staat / uytbeeldende de rasernye of dulligheyt / ’t haar hanght heur over ’t naakte lijf / sy grijpt en treckt op ’t haar als rasende. Melchior Fokkens, Beschrijvinge der wijdt-vermaarde Koopstadt Amsterdam, Amsterdam 1662, p. 285. The earliest engraving of the inner courtyard in which the statue can be seen dates from 1663.7Olfert Dapper, Historische Beschryving der Stadt Amsterdam, Amsterdam 1663, p. 435. Also appearing in Tobias van Domselaer, Beschryvinge van Amsterdam, Amsterdam 1665, vol. 4, p. 152; Caspar Commelin, Beschryvinge van Amsterdam, Amsterdam 1693, vol. 2, p. 578. This image also shows the characteristic pedestal, adorned on each of its four sides with a shallow rectangular niche from which the heads of mentally ill patients – both men and women – peer out. Two of these figures appear rather tame, whereas the other two display fear and are screaming. The heads likely corresponded to the four different departments in the Dolhuys, reflecting the building layout around the interior courtyard, with two departments for the more sedate patients and two departments for the less sedate patients.8Written suggestion G. van Donselaar, physician, Hummelo, 1958. For possible identifications of the kinds of mental illness represented, see A.H. Murken and F.J.M. Schmidt, Die Darstellung des Geisteskranken in der bildenden Kunst: Ausgewählte Beispiele aus der europäischen Kunst mit besonderer Berücksichtigung der Niederlande (Studien zur Medizin-, Kunst- und Literaturgeschichte 29), Herzogenrath 1991, p. 35, note 20 and L. Lock, ‘La statue de la Maison des fous à Amsterdam’, in J. Toussaint (ed.), Pulsions: Images de la folie du Moyen Âge au siècle des Lumières, Namur 2012, pp. 138-46. The pedestal niches recall the cell door hatches – the patients’ sole means of access to the outside world.9A stone tablet from 1686 adorning the facade of the former krankzinnigengasthuis (insane asylum) in Den Bosch also shows heads peering out through similar openings, cf. E. Neurdenburg, De zeventiende eeuwsche beeldhouwkunst in de noordelijke Nederlanden: Hendrick de Keyser, Artus Quellinus, Rombout Verhulst en tijdgenooten, Amsterdam 1948, fig. 72. With the demolition of the Dolhuys in 1792, the inhabitants of the madhouse were moved to the Buitengasthuis (the former Pesthuis) on the Overtoom canal in Amsterdam. The present statue and pedestal were also moved to the new location, placed in front of an exterior wall of this complex. Removed from its original context, the pedestal’s decoration was rendered meaningless.10Cf. the watercolour by Gerrit Lamberts from 1818, SAA image no. 010097002123.
The statue’s sculptor, Artus Quellinus I (1609-1668), devised a stirring image of a mentally tortured woman lost in an apparent fit of hysteria. Seated on a hay-covered stump (in fact, the material covering the floors in the actual patient’s cells) with her body writhing in a twisted pose, the Madhouse Woman screams out her fear or anger. Her tongue emerges from her gaping mouth, with the top row of teeth visible. Clasped in each hand are two large locks of hair on which she tugs in two directions, as if attempting to pull her hair out. The rest of the hear is woven at the back of the head in a knotted braid. This manner of wearing the hair occurs quite commonly on sculpture inspired by classical works of antiquity. Yet it also corresponds to hair fashion around 1650, where part of the hair hangs down loose over the ears, with the rest woven into an artful chignon at the back of the head. In sculptural terms, the madwoman’s pose is a mirror-image variant of the dying Laocoön, a statue with which Quellinus was undoubtedly familiar via countless copies and variants, in painting and sculpture, long before traveling to Rome. One example close to home, for instance, today in the Sint-Carolus Borromeuskerk in Antwerp, appeared in Rubens’s painted altarpiece of 1617-18 entitled The Vision of St Ignatius Loyola. The painting includes a female figure derived from the Laocoön that in its form and pose displays a clear agreement with the Madhouse Woman (fig. b).11A.E. Brinckmann, Barockskulptur: Entwicklungsgeschichte der Skulptur in den romanischen und germanischen Ländern seit Michelangelo bis zum Beginn des 18. Jahrhunderts, Berlin-Neubabelsberg 1917, p. 300. Valentiner brought the same statue in connection with a marble relief of the Dream of Joseph by Tribolo (1500-1550) in the portal of the San Petronio in Bologna. 12W.R. Valentiner, ‘A Neglected Sculptor in the Mannerist Exhibition at Amsterdam’, The Art Quarterly 19 (1956), pp. 48-49. The pose of one of the figures on this relief is similarly inspired by the Laocoön and is virtually identical to that of the Madhouse Woman.
Over the years, the Madhouse Woman has been attributed to Artus Quellinus I or a sculptor from his circle (possibly after a design by the architect Jacob van Campen), but also Hendrick de Keyser (1565-1621) and his master apprentice Gerrit Lambertsen van Cuilenburgh (1597-1657) after a design by De Keyser.13Cf. relevant earlier literature in J. Leeuwenberg with the assistance of W. Halsema-Kubes, Beeldhouwkunst in het Rijksmuseum, coll. cat. Amsterdam 1973, no. 302, as well as D.J. de Vries, ‘Uit de schaduw van Hendrick de Keyser: Gerrit Lambertsen van Cuilenborch (1597-1657), beeldhouwer en bouwmeester’, Bulletin KNOB 115 (2016) no. 2, pp. 57-79, esp. pp. 59-60; F. Scholten, ‘In de schaduw van Artus Quellinus: opnieuw Gerrit Lambertsen van Cuilenborch’, Bulletin KNOB 116 (2017) no. 1, pp. 35-42; D.J. de Vries, Een vertekend beeld? Opnieuw de toeschrijving van de Dolhuisvrouw, Bulletin KNOB 116 (2017) no. 3, pp. 139-49. An important argument for rejecting the attribution to De Keyser and/or Lambertsen is that the statue fails to appear on Balthasar Florisz’s extremely detailed map of Amsterdam from 1625, on which even the linen out drying on the bleaching green of the Dolhuys’ inner courtyard can clearly be distinguished.14K. Fremantle, ‘Toegeschreven aan Artus Quellinus de Oude of zijn school (1609-1668): De Razernij’, Openbaar Kunstbezit 8 (1964), no. 35, n.p.. Were it to have been sculpted by De Keyser himself, then this would had to have occurred in or prior to 1621, the year of his death. Theoretically, Lambertsen could very well have carved the sandstone statue at a later date, based on an earlier model of his master’s conception. This is improbable, however, when examining the further course of his career.15After De Keyser’s death, Lambertsen departed for Denmark. Although documented as being in Amsterdam on a few occasions between the years 1627-31, from 1527 on he was chiefly active in the city of Kampen and later in Zwolle, where he died in 1657 (J. Verbeek, ‘Johannes van Cuylenburch en zijn vader Gerrit Lambertsz’, Oud Holland 70 (1955), pp. 67-81, esp. p. 78; F. Scholten, ‘In de schaduw van Artus Quellinus: opnieuw Gerrit Lambertsen van Cuilenborch’, Bulletin KNOB 116 (2017) no. 1, pp. 35-42, esp. p. 38). Another factor to be considered is that the statue’s first mention occurs no earlier than 1662 (more than forty years after De Keyser's death), whereas the asylum had long been open to paying visitors prior to this time. Such a unique and remarkable statue is certain to have drawn the attention of onlookers and prompted commentary of some sort.
Stylistically, the attribution to De Keyser and/or Lambertsz proves equally untenable. Their idealized, late-mannerist nudes profess an entirely different artistic thinking than the highly realistic and broadly interpreted Madhouse Woman, which fully reflects the baroque style. Gabriels previously observed a stylistic agreement between the rendering of the woman’s back on the present work and that of the nymph lower left of the Maid of Amsterdam on Quellinus’s east tympanum of the former Amsterdam town hall (cf. BK-AM-51-2).16J. Gabriels, ‘Nog eens “De Razernij” of “Dolhuisvrouw” van het Nederlandsch Museum’, Oudheidkundig Jaarboek 10 (1930), pp. 171-75, esp. p. 171 (with ill.). The same soft modelling, the dough-like treatment of the flesh, the flaccid stomach, high rib cage and square jawline of the Madhouse Woman can also be observed on the nymphs to the right of the Civic Virgin on this tympanum,17F. Scholten, ‘In de schaduw van Artus Quellinus: opnieuw Gerrit Lambertsen van Cuilenborch’, Bulletin KNOB 116 (2017) no. 1, pp. 35-42, esp. fig. 6. and for example, the Icarus relief above the door of one room in the city hall’s interior, the Desolate Boedelkamer (Desolate Holdings Chamber). Neurdenburg supported her attribution to De Keyser/Lambertsen in part on a purported formal resemblance between the pedestal of the Madhouse Woman and that of Hendrick de Keyser’s Erasmus in Rotterdam.18E. Neurdenburg, ‘De Razernij of Dolhuisvrouw’, Oudheidkundig Jaarboek 9 (1929), pp. 109-14. Gabriëls, however, noted that Quellinus’s monumental tombs designed around 1660 also incorporate the same architectural elements (presumably influenced by the classicist architecture of Jacob van Campen).19J. Gabriels, ‘Nog eens “De Razernij” of “Dolhuisvrouw” van het Nederlandsch Museum’, Oudheidkundig Jaarboek_ 10 (1930), pp. 171-75, esp. pp. 172-73. Scholten rejects the form of the pedestal as an attributional criterion in either case based on the generality of the overall form; with respect to the Erasmus, he even questions the originality of the existing pedestal.20F. Scholten, ‘In de schaduw van Artus Quellinus: opnieuw Gerrit Lambertsen van Cuilenborch’, Bulletin KNOB 116 (2017) no. 1, pp. 35-42, esp. p. 41.
The bas-relief above the portal of the former Pesthuis in Leiden, dated 1660, lends further support to an association with Quellinus (fig. c).21M. van Notten, Rombout Verhulst, beeldhouwer 1624-1698: Een overzicht zijner werken, The Hague 1907, plate 14 and p. 26, note 1. This relief was carved by Rombout Verhulst, Quellinus’s talented assistant who worked for more than four years on the decoration of the former Amsterdam city hall in the mid-1650s. Here the plague is personified by a woman furiously tugging at her hair, whose pose is akin to that of the Madhouse Woman. The scene’s intense drama – heightened by the despair of the old woman and two children – directly echoes that of the present statue. Various aspects suggest that Verhulst was at least familiar with the statue and possibly even involved in its execution.
As far as can be ascertained, no copies of the present statue exist in the Northern Netherlands. In Germany, however, two works must be cited. First, a whitewashed, sandstone garden statue from the late seventeenth or early eighteenth century that today stands in the national park Schloss Herrenhausen near Hanover displays such a marked degree of similarity to the Madhouse Woman that one may reasonably conclude its maker had the Amsterdam statue in mind.22F. Scholten, ‘In de schaduw van Artus Quellinus: opnieuw Gerrit Lambertsen van Cuilenborch’, Bulletin KNOB 116 (2017) no. 1, pp. 35-42, esp. fig. 4. That the statue might have been commissioned in Amsterdam or perhaps made by a Northern Nederlandish sculptor active in Germany are possibilities not to be ruled out. A second work likely inspired by the Madhouse Woman – particularly with respect to the rendering of the upper torso – is a niche statue, entitled Frenzy, carved by the sculptor Franz Biener (1681/2-1742) on the building facade of the Kanitz-Kyawsche Gruft in Hainewalde (Saxony).23H. Ritschel, ‘Der Barockbildhauer Franz Biener und seine Werke in Sachsen und Nordböhmen’, Denkmalpflege in Sachsen 1894-1994, vol. 2, Halle an der Saale 1998, pp. 469-504, esp. p. 490.
Titia de Haseth Möller, 2024
Literature
J. Leeuwenberg with the assistance of W. Halsema-Kubes, Beeldhouwkunst in het Rijksmuseum, coll. cat. Amsterdam 1973, no. 302, with earlier literature; C.H. de Jonge, ‘Nederlandse beeldhouwkunst in de zeventiende eeuw’, in H.E. van Gelder (ed.), Kunstgeschiedenis der Nederlanden van het einde van de zestiende eeuw tot onze tijd in Noord-Nederland, Utrecht 1955, pp. 153-73, esp. p. 160; D.P.R.A. Bouvy, ‘Nederlandse beeldhouwkunst’, in T.H. Lunsingh Scheurleer (ed.), Sprekend verleden: Wegwijzer voor de verzamelaar van oude kunst en antiek, Amsterdam 1959, pp. 45-70, esp. p. 67; C. Avery, Studies in European Sculpture, vol. 1, London 1981, p. 251; A.H. Murken and F.J.M. Schmidt, Die Darstellung des Geisteskranken in der bildenden Kunst: Ausgewählte Beispiele aus der europäischen Kunst mit besonderer Berücksichtigung der Niederlande (Studien zur Medizin-, Kunst- und Literaturgeschichte 29), Herzogenrath 1991, pp. 29-49; H.W. van Os, Museumschatten, The Hague 1995, pp. 129-32; M. Jonker et al., In beeld gebracht: Beeldhouwkunst uit de collectie van het Amsterdams Historisch Museum, coll. cat. Amsterdam 1995, no. 65A; H. Ritschel, ‘Der Barockbildhauer Franz Biener und seine Werke in Sachsen und Nordböhmen’, Denkmalpflege in Sachsen 1894-1994, vol. 2, Halle an der Saale 1998, pp. 469-504, esp. pp. 497-98; G. Vermeer, ‘Het Dolhuis in Amsterdam en het tomen van de razernij’, Maandblad Amstelodamum 94 (2007) 5, pp. 3-18, esp. 14-15; F. Scholten, Artus Quellinus: Sculptor of Amsterdam, Amsterdam 2010, p. 55; G. van der Ham, De geschiedenis van Nederland in 100 voorwerpen, Amsterdam 2013, pp. 175-78, no. 32; L. Lock, ‘La statue de la Maison des Fous à Amsterdam’, Pulsion(s): Images de la folie du Moyen Âge au siècle des Lumières, exh. cat. Namur (Musée provincial des Arts anciens du Namurois – Trésor d’Oignies) 2013; D.J. de Vries, ‘Uit de schaduw van Hendrick de Keyser: Gerrit Lambertsen van Cuilenborch (1597-1657), beeldhouwer en bouwmeester’, Bulletin KNOB 115 (2016) no. 2, pp. 57-79, esp. pp. 59-60; F. Scholten, ‘In de schaduw van Artus Quellinus: opnieuw Gerrit Lambertsen van Cuilenborch’, Bulletin KNOB 116 (2017) no. 1, pp. 35-42; D.J. de Vries, Een vertekend beeld? Opnieuw de toeschrijving van de Dolhuisvrouw, Bulletin KNOB 116 (2017) no. 3 pp. 139-49
Citation
T. de Haseth Möller, 2024, 'attributed to workshop of Artus (I) Quellinus, Frenzy or the ‘Madhouse Woman’, from the Amsterdam Madhouse, Amsterdam, after 1648 - in or before 1662', in F. Scholten and B. van der Mark (eds.), European Sculpture in the Rijksmuseum, online coll. cat. Amsterdam: https://data.rijksmuseum.nl/200116025
(accessed 4 December 2025 06:55:32).Figures

fig. a Inner Courtyard of the Amsterdam Madhouse, engraving in Olfert Dapper, Historische Beschryving der Stadt Amsterdam, Amsterdam 1663, p. 435 © Stadsarchief Amsterdam

fig. b Peter Paul Rubens, The Miracles of St Ignatius of Loyola, c. 1617/18. Oil on canvas, 535 x 395 cm. Vienna, Kunsthistorisches Museum, inv. no. GG 517 © KHM-Museumsverband

fig. c Rombout Verhulst, Fury, 1660. Leiden, Pesthuis
Footnotes
- 1M. Fokkens, Beschrijvinge der wijdt-vermaarde Koopstadt Amsterdam, Amsterdam 1662, p. 285.
- 2The Dolhuys at the Kloveniersburgwal was demolished in 1792, the patients as well as the statue were transferred to the Buitengasthuis at the Overtoom in Amsterdam, see C.A.L. Sander, ‘Het Dulhuys of Dolhuis aan de Vesten of de Kloveniersburgwal’, Maandblad Amstelodamum 45 (1958), pp. 229-38, esp. p. 238.
- 3M. Jonker et al., In beeld gebracht: Beeldhouwkunst uit de collectie van het Amsterdams Historisch Museum, coll. cat. Amsterdam 1995, no. 65A (inv. no. BA 2542).
- 4Former inv. no. KOG-2673.
- 5The financial records of the Dolhuys for the period 1648-1665 have been lost, see J. Gabriels, Artus Quellien, de Oude: ‘Kunstryck belthouwer’, Antwerp 1930, p. 152, note 233.
- 6Van binnen is een groote vierkante plaats / en Tuyn / daar in’t midden op een Voetstuck een naackte Vrouwe beeldt staat / uytbeeldende de rasernye of dulligheyt / ’t haar hanght heur over ’t naakte lijf / sy grijpt en treckt op ’t haar als rasende. Melchior Fokkens, Beschrijvinge der wijdt-vermaarde Koopstadt Amsterdam, Amsterdam 1662, p. 285.
- 7Olfert Dapper, Historische Beschryving der Stadt Amsterdam, Amsterdam 1663, p. 435. Also appearing in Tobias van Domselaer, Beschryvinge van Amsterdam, Amsterdam 1665, vol. 4, p. 152; Caspar Commelin, Beschryvinge van Amsterdam, Amsterdam 1693, vol. 2, p. 578.
- 8Written suggestion G. van Donselaar, physician, Hummelo, 1958. For possible identifications of the kinds of mental illness represented, see A.H. Murken and F.J.M. Schmidt, Die Darstellung des Geisteskranken in der bildenden Kunst: Ausgewählte Beispiele aus der europäischen Kunst mit besonderer Berücksichtigung der Niederlande (Studien zur Medizin-, Kunst- und Literaturgeschichte 29), Herzogenrath 1991, p. 35, note 20 and L. Lock, ‘La statue de la Maison des fous à Amsterdam’, in J. Toussaint (ed.), Pulsions: Images de la folie du Moyen Âge au siècle des Lumières, Namur 2012, pp. 138-46.
- 9A stone tablet from 1686 adorning the facade of the former krankzinnigengasthuis (insane asylum) in Den Bosch also shows heads peering out through similar openings, cf. E. Neurdenburg, De zeventiende eeuwsche beeldhouwkunst in de noordelijke Nederlanden: Hendrick de Keyser, Artus Quellinus, Rombout Verhulst en tijdgenooten, Amsterdam 1948, fig. 72.
- 10Cf. the watercolour by Gerrit Lamberts from 1818, SAA image no. 010097002123.
- 11A.E. Brinckmann, Barockskulptur: Entwicklungsgeschichte der Skulptur in den romanischen und germanischen Ländern seit Michelangelo bis zum Beginn des 18. Jahrhunderts, Berlin-Neubabelsberg 1917, p. 300.
- 12W.R. Valentiner, ‘A Neglected Sculptor in the Mannerist Exhibition at Amsterdam’, The Art Quarterly 19 (1956), pp. 48-49.
- 13Cf. relevant earlier literature in J. Leeuwenberg with the assistance of W. Halsema-Kubes, Beeldhouwkunst in het Rijksmuseum, coll. cat. Amsterdam 1973, no. 302, as well as D.J. de Vries, ‘Uit de schaduw van Hendrick de Keyser: Gerrit Lambertsen van Cuilenborch (1597-1657), beeldhouwer en bouwmeester’, Bulletin KNOB 115 (2016) no. 2, pp. 57-79, esp. pp. 59-60; F. Scholten, ‘In de schaduw van Artus Quellinus: opnieuw Gerrit Lambertsen van Cuilenborch’, Bulletin KNOB 116 (2017) no. 1, pp. 35-42; D.J. de Vries, Een vertekend beeld? Opnieuw de toeschrijving van de Dolhuisvrouw, Bulletin KNOB 116 (2017) no. 3, pp. 139-49.
- 14K. Fremantle, ‘Toegeschreven aan Artus Quellinus de Oude of zijn school (1609-1668): De Razernij’, Openbaar Kunstbezit 8 (1964), no. 35, n.p..
- 15After De Keyser’s death, Lambertsen departed for Denmark. Although documented as being in Amsterdam on a few occasions between the years 1627-31, from 1527 on he was chiefly active in the city of Kampen and later in Zwolle, where he died in 1657 (J. Verbeek, ‘Johannes van Cuylenburch en zijn vader Gerrit Lambertsz’, Oud Holland 70 (1955), pp. 67-81, esp. p. 78; F. Scholten, ‘In de schaduw van Artus Quellinus: opnieuw Gerrit Lambertsen van Cuilenborch’, Bulletin KNOB 116 (2017) no. 1, pp. 35-42, esp. p. 38).
- 16J. Gabriels, ‘Nog eens “De Razernij” of “Dolhuisvrouw” van het Nederlandsch Museum’, Oudheidkundig Jaarboek 10 (1930), pp. 171-75, esp. p. 171 (with ill.).
- 17F. Scholten, ‘In de schaduw van Artus Quellinus: opnieuw Gerrit Lambertsen van Cuilenborch’, Bulletin KNOB 116 (2017) no. 1, pp. 35-42, esp. fig. 6.
- 18E. Neurdenburg, ‘De Razernij of Dolhuisvrouw’, Oudheidkundig Jaarboek 9 (1929), pp. 109-14.
- 19J. Gabriels, ‘Nog eens “De Razernij” of “Dolhuisvrouw” van het Nederlandsch Museum’, Oudheidkundig Jaarboek_ 10 (1930), pp. 171-75, esp. pp. 172-73.
- 20F. Scholten, ‘In de schaduw van Artus Quellinus: opnieuw Gerrit Lambertsen van Cuilenborch’, Bulletin KNOB 116 (2017) no. 1, pp. 35-42, esp. p. 41.
- 21M. van Notten, Rombout Verhulst, beeldhouwer 1624-1698: Een overzicht zijner werken, The Hague 1907, plate 14 and p. 26, note 1.
- 22F. Scholten, ‘In de schaduw van Artus Quellinus: opnieuw Gerrit Lambertsen van Cuilenborch’, Bulletin KNOB 116 (2017) no. 1, pp. 35-42, esp. fig. 4. That the statue might have been commissioned in Amsterdam or perhaps made by a Northern Nederlandish sculptor active in Germany are possibilities not to be ruled out.
- 23H. Ritschel, ‘Der Barockbildhauer Franz Biener und seine Werke in Sachsen und Nordböhmen’, Denkmalpflege in Sachsen 1894-1994, vol. 2, Halle an der Saale 1998, pp. 469-504, esp. p. 490.














