Op 25 mei 1929 verscheen er in de Haagse Post een bericht in 'Wat er Deze Week Gebeurde', met de volgende tekst: 'Nieuwe Offers Onzer Overwegen: Den 19en Mei is op den onbewaakten overweg nabij Rilland Bath een auto uit Antwerpen door den trein gegrepen, met het noodlottige gevolg dat de vier inzitenden, een echtpaar en twee jeugdige kinderen, allen gedood werden. De Nederlandsche Spoorwegen gaven blijk van hun belangstelling door twee inspecteurs te zenden om 'den toestand op te nemen". Waarom?' Ook in Ons Zeeland (1929, nummer 32), werd melding gemaakt van het ongeval: "Na het bloedige gebeuren op den jongsten tweeden Pinksterdag, bij de groeve van een geheel gezin, hebben we nogmaals op het gevaar van Rilland gewezen, voorspeld dat dit bloedige drama niet het laatste zou zijn, en bij de autoriteiten aangedrongen om den overweg opnieuw te doen bewaken, althans maatregelen te treffen om de kans op ongelukken te verminderen, Jhr. de Muralt, evenals wij en anderen onder den indruk van de moordpartij onder toezicht der hoogste autoriteiten in den lande (zoo mag men het drama op tweeden Pinksterdag bij Rilland ongetwijfeld noemen) richtte kort na het gebeuren een aantal vragen tot den minister van waterstaat. De vragen hadden ten doel den minister nu nogmaals op den onhoudbaren toestand ter plaatse te wijzen en hem te bewegen tot het treffen van maatregelen. Het duurde geruimen tijd alvorens het ministerieele antwoord bekend werd. De vrager bleek niet veel te hebben bereikt; de minister zegde alleen toe dat de woning van den voormaligen overweg-bewaker zou werden afgebroken. Zij die met den toestand ter plaatse bekend zijn, zullen toegeven. dat het ministerieele besluit weliswaar geen afdoende oplossing kon brengen, doch dat 't het uitzicht op den overweg, en dan vooral voor de toeristen, komende uit de richting Brabant, aanmerkelijk zou verbeteren."