Blad met 15 voorstellingen van acht verschillende vlindersoorten die symmetrisch en gespiegeld zijn afgebeeld. De vlinders, met een Europese en Centraal-Amerikaanse afkomst, zijn zowel van de boven- als de onderzijde te zien. Alleen de centrale blauwe vlinder doorbreekt dit patroon: deze is zonder gespiegelde variant afgebeeld. In de bovenste hoeken van de voorstelling toont De Rijck de boven- en onderzijde van de oranje passiebloemvlinder (dryas iulia). Daaronder verbeeldt zij de kleine vos (Aglais urticae) waarbij – in tegenstelling tot de vlinders erboven en onder – de onderzijde links en bovenzijde rechts weergegeven is. In de onderste hoeken herhaalt De Rijck het patroon van bovenaan met een verbeelding van de heliconus melpomene. In het middendeel van de voorstelling zijn bovenaan de boven- en onderzijde van de grote vos (Nymphalis polychloros) afgebeeld, gevolgd door de onderzijden van de heliconus sara en een onbekende vlindersoort. De bovenkant van de centrale blauwe (onbekende) vlindersoort wijkt af van deze herhaling en keert de oriëntatie weer om naar een bovenaanzicht van de twee eerdergenoemde vlinders. Onderaan sluit De Rijck af met de gehakkelde aurelia (Polygonia c-album), waarvan links de boven- en rechts de onderzijde te zien is. Op de twee onbekende soorten na, behoren alle vlinders tot dezelfde familie: de Nymphalidae.