Een genrevoorstelling op groot formaat van twee jonge mannen die kaart spelen. Ze vullen de hele voorstelling. De monochrome bruingroene achtergrond is sober gehouden, alleen linksachter is een (kast)deur vrij schematisch weergegeven. De jongens zijn gezeten aan een speeltafel, deels te zien in de linkerbenedenhoek. Op de met groen laken bedekte tafel staat een borrelglaasje gevuld met een goudkleurig bittertje, er liggen een paar kaarten, twee gesloten en een open, en een stukje krijt waarmee de stand op het groene laken is bijgehouden. De jonge man links is frontaal weergegeven, met zijn gezicht in driekwart profiel naar rechts gedraaid naar zijn rivaal. Hij is gekleed in een wit vest met hoog opgeknoopte zwarte das waarover een bruine openvallende jas. Op zijn hoofd een grote zwarte pet, waar een flinke bos bruine krullen onder vandaan komt. De schaduw van de klep valt over zijn ogen. Hij heeft een pijpje met brandende sigaar in zijn linker mondhoek en kijkt gespannen naar de man naast hem. Met zijn rechterhand toont hij zijn kaarten: vier azen. De jonge man rechts zit ten opzichte van de andere jonge man haaks aan het tafeltje en is in profiel weergegeven. Hij draagt een gesloten zwarte jas met dubbele rij zwarte knopen, een gekleurde das (rood en geel) en een hoge zwarte hoed. Zijn dikke haar is bruin en hij heeft lange bakkenbaarden. In zijn mond heeft hij een lange pijp geklemd, waar een vleugje rook uit komt. Hij kijkt gespannen naar zijn kaarten, die hij in zijn rechterhand dicht bij zijn gezicht houdt. Het is niet goed te zien welke kaarten hij heeft. De clou van het schilderij zit echter in zijn linkerhand onder de tafel, hier houdt hij nog meer kaarten vast.