Kasjmiersjaal van witte wol geweven in keperbinding met versiering van buta's in espinolé-weefsel op de randen en uiteinden. Techniek: keperbinding 2:2. Achterzijde: de kleurige inslagdraden zijn bij de raakpunten om elkaar geslagen. Espoliné? In de zijranden, keperbinding 2:2. Is de ketting daar van zijde? Middenpatroon: rondom het effen witte midden loopt een smalle rand van bota's, die op de dwarsmiddenas andersom gericht worden, eveneens in lopend patroon. Overhoeks staan grotere bota's. Bota-rand: acht bota's met kleine voluut staan in een lopend patroon naast elkaar, gescheiden door een rechte, zwarte lijn. De bloempjes in de bota's staan los, zonder binenkegel geschikt op een grillige zwarte tak, die veel vertakkingen heeft. Rode rozetbladeren steunen de bloempjes, die in rood, roze, lcihtblauw, grijs en geel zijn. Concentrisch, maar met effen witte fond loopt een smalle bloemtak. In de zwikken driehoekig geschikte bloempjes met een rand van baluwe blaadjes. Dwars- en zijranden: alle drie zijn gelijk. Op witte fond staat een slingerende zwarte rank met vrij grote rode bloempjes, afgewisseld door blaadjes. Vatting van grijze lijstjes met rode dwarsstreepjes.