13-10-2020 - Rijksmuseum
De Britse krant The Guardian zette bij de heropening van het Rijksmuseum in 2013, in hun top 5 van must sees in het museum mutsen uit Spitsbergen. Mutsen? Ja, mutsen!
Hele gewone mutsen van hele gewone mannen, die toch uniek zijn. Want hoe kan het dat ze bewaard zijn gebleven? Hoe kwamen ze daar terecht? Wat voor werk deden die mannen? Wat aten ze? En wat voor kleren droegen ze? Janine Abbring vraagt het aan Marion Anker, junior conservator bij de afdeling Geschiedenis van het Rijksmuseum, in een nieuwe aflevering van In het Rijks.
Luister
Lees hieronder het volledig uitgeschreven gesprek
00:00:01
Janine: Als je door het museum loopt, zie je allemaal kunst en objecten vol schoonheid, vol pracht en praal.
En hier zie je eigenlijk heel gewone mutsjes, maar gewone mutsjes die dus iets vertellen over het leven van die mannen op zee en op die eilanden. Mannen die arbeiders waren, die eigenlijk heel gewone mensen waren.
00:00:20 Marion: Bloed, zweet en tranen.
00:00:22 Janine: Absoluut! Ja, en de tranen van de walvis natuurlijk.
00:00:27 Speaker 3: De Britse krant The Guardian zette bij de heropening van het Rijksmuseum in 2013 in hun top vijf van must-sees in het museum: 'Mutsen uit Spitsbergen.' Mutsen? Ja, mutsen. Heel gewone mutsen van heel gewone mannen die tóch uniek zijn. Want hoe kan het dat die mutsen bewaard zijn gebleven? En wie waren die mannen die ze droegen?
00:00:53 Janine: Ik ben Janine Abbring en dit is In het Rijks, de podcast van het Rijksmuseum waarin de bijzondere verhalen vertellen over voorwerpen en hun makers. Verdeeld over vier verdiepingen en tachtig zalen zie je meer dan achtduizend voorwerpen. In deze podcast bespreken we per aflevering één object dat in het museum te zien is. In dit tweede seizoen, de zeventiende eeuw: van keramiek tot diamant en van beeldhouwwerk tot hoofddeksel. In deze aflevering hebben we het met Marion Anker, junior conservator geschiedenis van het Rijksmuseum, over walvisvaarders op Spitsbergen, daar waar hun gebreide mutsen zijn teruggevonden. Wil je weten hoe die mutsen eruitzien? Ga dan naar Rijksmuseum.nl/podcast.
00:01:42 Janine: In het Rijksmuseum staan zes van de in totaal 34 mutsen die archeologen vonden in graven van walvisvaarders, op het eiland wat wij Nederlanders Spitsbergen noemen. Marian Anker, junior conservator geschiedenis bij het Rijksmuseum.
00:01:56 Marion: Ja, het is een eilandengroep, dus het is niet op Spitsbergen het eiland gevonden, maar op Amsterdameiland en op Zeeuwse Uitkijk, dus het is de archipel Spitsbergen.
00:02:05 Janine: Ja, je wijst het ook helemaal aan met je armen.
00:02:07 Marion: Sorry, haha.
00:02:07 Janine: Ja, heel goed.
00:02:08 Marion: Het grootste eiland noemen wij Spitsbergen en de archipel noemen wij Spitsbergen dat is dus echt...
00:02:13 Janine: Een groep met eilanden.
00:02:15 Marion: Precies, maar die mutsjes zijn gevonden op Zeeuwse Uitkijk.
00:02:18 Janine: En Zeeuwse uitkijk, wat was dat?
00:02:20 Marion: Een apart eilandje van die enorme archipel, bestaande uit meer dan tachtig eilandjes. Maar sorry, ik verbeterde je direct.
00:02:28 Janine: Maar daarom zit je ook hier! Ik heb je alleen nog niet goed geïntroduceerd. Marion Anker, junior conservator geschiedenis bij het Rijksmuseum. Ik wilde eigenlijk eerst maar eens even gaan vragen hoe die mutsjes eruit zien - want ik heb een plaatje, maar omschrijf ze eens.
00:02:41 Marion: Eigenlijk moet je ze voorstellen dat als een muts die je nu in de winter op je hoofd zou zetten, een wollen muts. In het geval van de mutsjes in de vitrines zijn er drie effen mutsjes, een effen kleur; beetje bruingeel-achtig zijn ze geworden na verloop van tijd. En er zijn drie mutsen met horizontale strepen, en daar kun je nog een beetje blauwgroen onderscheiden, beetje rode of gele tinten.
00:03:02 Janine: Wollen mutsjes, jij zegt: "Zoals je ze nu op je hoofd zou zetten." Ja...
00:03:06 Marion: Nee, vind je van niet?
00:03:07 Janine: Nee, het zijn meer dopjes.
00:03:10 Marion: Ja, sommigen hebben inderdaad een iets meer langwerpige vorm. Dat klopt, maar ik vind ze er eigenlijk vrij tijdloos eruitzien wel.
00:03:17 Janine: Ja, misschien komt het ook omdat ze waarschijnlijk natuurlijk ook gewoon stugger zijn geworden in de tijd.
00:03:21 Marion: Absoluut, absoluut.
00:03:22 Janine: Het wollen mutsjes, maar ze lijken nu best wel op een soort vingerhoedjes, op een veel grotere schaal.
00:03:27 Marion: Je moet ze eigenlijk op een hoofd zien om te goed zien en je moet wel bedenken, ik zeg nu 'tijdloos', maar dit is niet iets wat men in de Republiek, dus in Nederland, in de zeventiende eeuw, droeg. Dit droeg je binnenshuis, maar niet zo op straat. Dit is echt tegen de kou en niet in Nederland tegen de kou, maar op Spitsbergen, waar ze dus waren.
00:03:44 Janine: Het is inderdaad omdat het daar... Hoe koud was het daar?
00:03:47 Marion: Ja, dat verschilt. Die walvisvaarders en die arbeiders van de traankokerijen waren in de zomermaanden op Spitsbergen en dan is het natuurlijk het warmste seizoen. Dus dan kan het wel boven nul worden, maar het is ongeveer dus rond het vriespunt.
00:04:00 Janine: Rond het vriespunt.
00:04:01 Marion: Ja, met natuurlijk wel uitschieters naar beneden en boven.
00:04:04 Janine: En je hebt al twee termen genoemd waar ik alles over wil weten: walvisvaarders een traankokerijen, ja, waanzinnig interessant, maar eerst even: wie droegen die mutsjes?
00:04:13 Marion: Die droegen de walvisvaarders en dus die arbeiders in de traankokerijen en daar komen we ook eigenlijk meteen op iets heel unieks, want we staan dus eigenlijk, vind ik hè, oog in oog met getuigen van de arbeidersklasse in de zeventiende eeuw, ín de Republiek. En als je door het museum loopt, dan zie je allemaal kunst en objecten vol schoonheid, vol pracht en praal. En hier zie je eigenlijk heel gewone mutjes. Maar gewone mutsjes die iets vertellen over het leven van die mannen op zee en op die eilanden, mannen die arbeiders waren, die gewone mensen waren.
00:04:48 Janine: Ja, bloed, zweet en tranen!
00:04:50 Marion: Absoluut, ja en dan tranen van de walvis natuurlijk.
00:04:53 Janine: Inderdaad, ja. Nu kan ik me iets voorstellen bij een walvisvaarder, hij jaagt op walvissen, maar die traankokerijen, dat moet je uitleggen.
00:05:02 Marion: Ja, daar is een beetje inleiding voor nodig, denk ik. Aan het eind van de zestiende eeuw gaan Nederlanders en andere Europese mogendheden een weg naar het noorden zoeken, een nieuwe weg naar Azië. Tijdens dat varen komen ze bij Spitsbergen dus, enorme groepen walvissen tegen die traag door het water bewegen.
00:05:20 Janine: Ver boven Noorwegen?
00:05:22 Marion: Ver boven Noorwegen. Ja, Spitsbergen echt arctisch gebied en ze zien daar die walvissen, die zijn enorm; vijftien tot twintig meter lang, vijftig tot honderd ton en die zien ze daar traag voortbewegen, merken ze op. Je kunt ze niet niet zien, maar ze doen het nog niks mee. En dan is er in het begin van de zeventiende eeuw, dus dat is nou paar, tien, twintig jaar nadat die walvissen zijn gezien door die mannen, is er een enorme economische ontwikkeling in de Republiek. Met die economische ontwikkeling gaat een enorme bevolkingsgroei gepaard. Dus er is meer vraag naar olie. Van oorsprong werd er altijd plantaardige olie gebruikt, maar die voldoen niet meer. En die plantaardige grondstoffen worden nu gebruikt voor de voedselindustrie, dus men moet op zoek naar dierlijke oliën.
00:06:05 Janine: Want waar die olie voor gebruikt?
00:06:08 Marion: Nou bijvoorbeeld lampenolie, brandstof, maar ook als smeermiddel in de industrie heb je het nodig. Economische ontwikkelingen, dat betekent dus meer industrie. Dus er was heel veel nodig in de industrie, maar bijvoorbeeld ook kaarsen. Kaarsen worden ook gemaakt met een bepaald soort olie en zeep, dat soort.
00:06:25 Janine: Dat ze echt vet.
00:06:26 Marion: Ja, echt vetten.
00:06:27 Janine: En die plantaardige vetten waren niet genoeg voor handen?
00:06:30 Marion: Nee.
00:06:31 Janine: Hoe kan dat dan?
00:06:32 Marion: Door die bevolkingsgroei is er gewoon veel meer vraag en alle plantaardige middelen die er waren, die werden ook ingezet voor de voedselindustrie, want mensen moesten ook eten. Dus dan heb je gewoon iets anders nodig en men wist dat je dieren daar ook wel voor kon gebruiken.
00:06:45 Janine: Maar wist men ook dat je walvissen daarvoor kon gebruiken?
00:06:48 Marion: Die Nederlanders hadden wel een vaag vermoeden, maar ze wisten niet hoe en wat, maar de Basken wel, die deden dat al eeuwen. Dus zij hebben de toen de Basken ten hulp gevraagd en samen zij haar het hoge noorden gegaan en zijn ze walvissen gaan jagen.
00:07:03 Janine: En die traankokerijen?
00:07:04 Marion: Ja, dus die walvis jaag je op, vanaf een boot vaar je daar op af, omsingel je die walvis met kleine bootjes, zodat hij niet meer naar open zee kan. Dan probeer je hem beetje naar de kust te lokken, eigenlijk als het ware en dan ga je met harpoenen daar op werpen. De harpoeniers deden dat. Maar ja, die walvis levert spek en die spek moet je uit koken voordat het bruikbaar is als olie. Dus daar is het een heel proces, van jacht en vangst tot aan het uitkoken van de spek. Ik kan het wel even beschrijven voor, als je het proces wilt weten?
00:07:37 Janine: Hoe gaat zoiets?
00:07:38 Marion: Het is natuurlijk wel een beetje gruwelijk verhaal, hè. Dus je hebt die walvis, die maak je dood.
00:07:41 Janine: Die sleep je naar het strand?
00:07:43 Marion: Die sleep je naar het strand.
00:07:44 Janine: Die snijd je in stukken, denk ik?
00:07:46 Marion: Ja, maar die walvis is dus zo'n vijftien à twintig meter, het is een enorm beest, dus je moet er eerst opklimmen met speciale schoenen natuurlijk, zodat je niet uitglijdt dat deden de flensers. Die flensers flensde enorme lappen van die walvis af, zo een acht meter. Dan ging het naar het volgende stukje van het proces, namelijk een speksnijder ziet weer een kleiner stukje sneden, in bakken gooide. En die bakken gingen dan vervolgens naar de traankokerij. Dat waren oventjes, waar eigenlijk een ketel in hing waar je die spekstukken dan weer in moest deponeren. De spek wordt gekookt, andere mannen moesten daarin roeren, die stonden op die ovens en roerde in die ketels. Op een gegeven moment scheiden die olie en vetten en dan doe je het in een aparte kuip. Daar had je het afkoelen, doe je het in een ton en vervoer je het weer naar de Republiek. Heel kort is het, hoe ik dit...
00:08:39 Janine: Ja en dat noem je traan, maar dat is dus eigenlijk gewoon dat vet?
00:08:43 Marion: Traan, ze noemen het ook wel smeer, de nederzetting die ze daar hadden gesticht heette ook Smerenburg of gewoon olie even heel makkelijk gezegd.
00:08:51 Janine: Dus levertraan is ook eigenlijk leverolie?
00:08:54 Speaker 2 - Marion: Nee, levertraan is niet van een walvis, dat is veel gedacht. Levertraan is, als ik het goed heb van kabeljauw, dat goedje wat dan heel unieke kracht zou hebben.
00:09:01 Janine: Wat ik als kind nog een capsules heb moeten slikken, zo oud ben ik.
00:09:04 Marion: Nou, dat is dus niet van een walvis. Walvissen produceren meer dan elfduizend liter aan olie en het wordt dus enorm ingezet voor de industrie en groots aangeleverd.
00:09:16 Janine: Ja, dus als we het over dat soort walvistraan hebben, dan gaat dat echt puur over dat vet?
00:09:20 Marion: Ja.
00:09:20 Janine: Wat is onttrokken uit die lappen spek?
00:09:22 Marion: Precies en walvissen hebben ook balein. Dat is, ik noem het maar een soort van het gebit waarmee ze het plankton naar binnen werkten.
00:09:28 Janine: Zo een megazeef eigenlijk, hun mond.
00:09:31 Marion: Precies, ja en dat is een bepaalde elastische stof. Die waren ook heel lang, heel groot en die kon je weer goed inzetten bij het maken van bijvoorbeeld paraplu's, hoepelrokken. Dat materiaal wordt ook gebruikt.
00:09:42 Janine: Korsetten.
00:09:42 Marion: Korsetten inderdaad.
00:09:52 In opdracht van wie gingen ze daar naar toe?
00:09:54 Marion: Ja, in de eerste jaren - en dan hebben we het over de eerste helft van de zeventiende eeuw - besloot de Republiek om een compagnie op te richten. Je kent de Vereenigde Oostindische Compagnie, denk ik hè, die naar Azië vaart.
00:10:06 Janine: En de West Indische, ja.
00:10:07 Marion: Ja, de West Indische, maar je had ook een Noorse compagnie en die had dus eigenlijk het monopolie. Zij maakten prijsafspraken en dat was eigenlijk vooral zodat de concurrentie van de Engelse die óók natuurlijk interesse hadden in de walvisvaart en ook de Denen en alle andere naties, om die voor te zijn en dus sterker uit de strijd te komen. Dus daarom een Noorse compagnie. En na die eerste helft van de zeventiende eeuw wordt dat monopolie opgezegd en mag eigenlijk iedereen daarheen varen.
00:10:33 Janine: Dus die mannen gingen daar naartoe in dienst van die Noorse compagnie. Hoe oud waren ze, wat voor types? Hoe werden die geronseld, waar werden die vandaan gehaald?
00:10:40 Marion: Ja, de schippers en de bevrachters haalde ze eigenlijk heel vaak uit hun eigen lokale omgeving. En voor de walvisvaarders betekenen dat, dat er heel veel mannen en jongens uit Noord-Holland kwamen. Dat echt een concentratie in de Rijp, in de Zaanstreek, in Amsterdam ook wel, het Noorderkwartier en van de Waddeneilanden. Dat wil niet zeggen dat ze ook niet uit andere gebieden kwamen en ze kwamen ook niet allemaal uit de Republiek, maar ze zag heel veel Noord-Hollandse jongens eigenlijk of wat je nu Noord-Holland zou noemen.
00:11:09 Janine: En die mutsjes kregen ze die dan als we een soort uitrusting?
00:11:12 Marion: Nee, mannen gingen eigenlijk in hun eigen kleding. Hun winterse kleding namen ze mee en er zijn er verhalen bekend dat ze zelf die mutsjes hebben gebreid op het schip. Er zijn ook verhalen bekend dat het is gekocht of wat dan ook. Maar nee, ze krijgen geen kleding mee. Het was echt gewone werkmanskleding die ze zelf nog hadden.
00:11:31 Janine: Ja, maar wel redelijk uniformen mutsjes dan? Dus dan moet er één iemand geweest zijn die dat patroon had.
00:11:36 Marion: Een soort trendsetter!
00:11:37 Janine: Ja, dat weten we dus niet.
00:11:39 Marion: Nee, maar het zijn ook heel gewone mutsjes hè. Iedereen kan zo een mutsje maken als je een beetje je best doet.
00:11:44 Janine: Ja, nou, ja...
00:11:45 Marion: Oké, ik ook niet! Haha. Oké, dat was een beetje overdreven.
00:11:50 Janine: Ik kan namelijk helemaal niet breien! Zijn er ook nog andere, want deze mutsjes zijn gevonden bij opgravingen van skeletten?
00:11:57 Marion: In de jaren tachtig van de twintigste eeuw zijn er opgravingen geweest op Smerenburg. Dat is dus die nederzetting waar die traan werd gekookt en op Zeeuwse Uitkijk. Dat is een onder eiland en op Smerenburg, dat is op Amsterdam-eiland. Dat eiland heet Amsterdam, de nederzetting heette Smerenburg, daar is die nederzetting opgegraven en daar kwamen dus gereedschappen uit de grond, maar ook tabakspijpjes en aardewerk. En op Zeeuws Uitkijk kwamen graven tevoorschijn en die mutsjes zijn gevonden bij graven. En ze vonden honderdvijfentachtig graven en ze hebben er vijftig echt helemaal uitgegraven en daar kwamen naast skeletten en mutsjes, jasjes naar boven, sokken, kniebroeken. Opmerkelijk is ook dat sommige op een kussen zijn gevonden, met een kussen onder hun hoofd; heel netjes ter aarde besteld dus eigenlijk.
00:12:46 Janine: Maar in een kistje, op een kussen?
00:12:48 Marion: Ja, het hoofd onder hun kussen.
00:12:50 Janine: Maar was dat niet gebruikelijk?
00:12:51 Marion: Ja, het was heel gebruiken om mannen in hun doodshemd te begraven. Die vinden we niet meer terug, want dat zal waarschijnlijk van een bepaald katoen zijn geweest en dat blijft niet goed daar in dat klimaat van Spitsbergen, maar het is in ieder geval wel gevonden, dus het zal niet uitzonderlijk zijn geweest.
00:13:04 Janine: Ja en ook dat ze met zorg, inderdaad, zijn begraven al waren het 'maar' arbeiders.
00:13:10 Marion: Het vermoeden is er wel dat sommige van die mannen in de vrieskou zijn gestorven en dat ze hun kleding niet meer goed uitkregen. Dat zeg ik even oneerbiedig hoor, maar dat ze zo het graf in zijn gegaan, met hun kleding nog aan want het was gewoon te koud, te verstijft en met de bloedvlekken er nog op.
00:13:26 Janine: En inclusief mutsje?
00:13:27 Marion: Inclusief mutsjes ja. Van die vijftig graven die zijn opengemaakt zijn er vierendertig bijna intact gebleven mutsjes gevonden. Vijfendertig als je ook een heel incomplete meetelt. Ja, dat is een heel bijzonder, ja.
00:13:40 Janine: Maar dit was in 1980?
00:13:43 Marion: Ja.
00:13:43 Janine: Hoe kan wol zo lang bewaard blijven?
00:13:45 Marion: Spitsbergen of die hele archipel, die heeft een heel goed klimaat voor wol, om wol te conserveren. Het is heel koud, het ligt onder de permafrost en het is niet te nat voor wol en dus is het gewoon de ideale omstandigheden om dat te bewaren. Dat geldt bijvoorbeeld niet voor linnen of andere plantaardige vezels, die verdwijnen in dat klimaat. Dus daarom is het meeste wat gevonden is, is wol.
00:14:09 Janine: Die mutsjes zijn gevonden bij die skeletten, die skeletten, konden we daar nog iets van leren over bijvoorbeeld hun gezondheid?
00:14:15 Marion: Ja, heel veel! Het was echt fascinerend, want uit dat onderzoek blijkt dat die mannen - in ieder geval die gevonden mannen - tussen de veertien in negenenzestig waren. Uit archiefbronnen weten we dat ze ook nog wel eens jonger waren dan veertien. Maar goed, die leeftijdscategorie en we zien, of we, ik niet, want dat is een onderzoek dat in de jaren tachtig is gedaan. Zij hebben toen gezien dat heel veel botten beschadigd waren. Dat er littekens in het bot zat en dat duidden op een groeigebrek in jonge jaren. Dus dat betekent dat ze een groeiachterstand hebben opgelopen door ofwel ondervoeding ofwel een langdurige, ellendige ziekte. Ze weten dat de jongens uit het milieu kwamen waar misschien het voedsel niet altijd even goed was, waar ze wel eens ziek waren, dat duidt natuurlijk op een armer milieu.
00:15:00 Janine: Te eenzijdig voedsel?
00:15:01 Marion: Ja, want je ziet ook dat die mannen eigenlijk bijna allemaal aan scheurbuik leden. Dat krijg je door een tekort aan vitamine C. In de Republiek, in dus Nederland van de zeventiende eeuw, was het voor armere klassen best wel lastig om in de winter genoeg vitamine C binnen te krijgen. Dus wat zie je dan? In de winter hebben ze een tekort, in de zomer wordt dat weer bijgewerkt maar die mannen gingen in maart, april naar Spitsbergen. Dus op het moment dat zij aan boord stappen, hebben ze eigenlijk al een beetje te weinig vitamine C binnen en dat kunnen ze dan in de zomer niet meer inhalen. Dus die hebben allemaal, niet allemaal, heel veel hebben vreselijke scheurbuik.
00:15:37
Janine: Dus dan heb je rantsoenen mee op het schip, dan kom je daar en wat eet je dan daar ter plekke?
Daar groeit ook niet van alles.
00:15:42 Marion: Nee, want het meest is ijsmassa en er is maar tien procent ongeveer vegetatie op die Spitsbergen-eilanden, dus je moet eigenlijk een voorraad meenemen waar je het vijf maanden lang kunt uitzitten. Daar moet je over nadenken. Dus je wilt zowel heel erg houdbaar voedsel meenemen als een beetje een gevarieerd dieet aanbieden.
00:15:59 Janine: Wat eet je dan?
00:16:00
Marion: Nou, wat heel goed houdbaar is, is kaas bijvoorbeeld en tarwebrood als het tweemaal gebakken is, scheepsbeschuit. Dat is heel lang houdbaar en je kunt ook je voedsel roken. Dan wordt het langer houdbaar.
Dus bijvoorbeeld gerookte spek.
00:16:16 Janine: Of gerookte vis?
00:16:17 Marion: Ja, gerookt kabeljauw, dat is eigenlijk nog logischer ja. Je kon het ook in zout zetten. Gezouten vlees, zouten rundvlees bijvoorbeeld of gedroogd.
00:16:27 Janine: Ja.
00:16:27 Marion: Dus gedroogde pruimen bijvoorbeeld. Ook kabeljauw kun je goed drogen.
00:16:31 Janine: Stokvis en dat soort... Ugh.
00:16:33 Marion: Ja, precies! En je kan natuurlijk levende dieren meenemen, kippen bijvoorbeeld.
00:16:38 Janine: Jij zegt het ook als of het... Ja, tuurlijk.
00:16:39 Marion: Ja, maar dat is natuurlijk wel heel logisch en handig ook als je een levende kip voedselvoorraad meeneemt.
00:16:45 Janine: Ja, die ook nog eieren legt als je een beetje mazzel hebt.
00:16:48 Marion: Ja.
00:16:48 Janine: Ja, maar was er op dat eiland, los van de meeuwen die er vlogen niet iets wat je ook kon eten? Groeide er iets?
00:16:53 Marion: Er groeide iets, maar het was minimaal. Wat heel handig en belangrijk was, was lepelblad, want als je lepelblad inneemt is dat goed tegen scheurbuik. Dat is heel handig.
00:17:03 Janine: Daar zitten vitamines in.
00:17:04 Marion: Ja precies, lepelblad en verder heb je wel wat dieren daar natuurlijk. Daar kun je voedsel van maken, zoals rendieren, meeuwen, bergeenden maar het was echt minimaal wat daar aan eten te vinden was.
00:17:19 Janine: En het walvisvlees, werd dat niet gegeten?
00:17:22 Marion: Nee, echt in aller bitterste omstandigheden wordt het eigenlijk alsnog niet gegeten. Het wordt heel vies gevonden en dat is de productie die je aan het maken bent. Er is wel een verhaal bekend dat het een keer werd gegeten, maar dat was bij een overwintering. Ja, dan ben je echt wel in nood, dus het werd niet gedaan.
00:17:37 Janine: Nee, en ze vonden het dus ook niet lekker?
00:17:39 Marion: Nee, dat schijnt. Het schijnt dat niet lekker is.
00:17:48 Janine: En met hoeveel mannen zaten ze daar dan, bijvoorbeeld op dat Smerenburg?
00:17:53 Marion: Ja, dat is lastig te zeggen. We weten dat er een bebouwing was van ongeveer zeventien huisjes.
00:18:00 Janine: Zo weinig?
00:18:00 Marion: Ja, maar hoeveel mensen daar dan hebben gezeten weten we niet precies, want die mannen hadden niet allemaal in bed.
00:18:06 Janine: Je bedoelt niet: iedereen had een eigen bed.
00:18:07 Marion: Nee precies, niet iedereen had een bedstee, dat kon ook wel eens in een krib zijn en dat kan natuurlijk verdwijnen na verloop van tijd. Daarom wordt gegokt of aangenomen dat er tussen de honderd en tweehonderd mannen waren op Smerenburg. Maar Smerenburg heeft maar zo een vijftig jaar bestaan als echt een plek waar men kwam. Daarna gaat men die walvissen op schepen verwerken, of tenminste, het beginproces van de walvisproductie doen en doen ze het traankoken in de Republiek.
00:18:34 Janine: Dus dan nemen ze die stukken mee terug?
00:18:36
Marion: Ja, omdat er op een gegeven moment niet meer genoeg walvissen bij Spitsbergen in de buurt zijn.
Dus dan moet je heel ver van Spitsbergen afvaren om die walvissen te jagen. Ja, dan heeft geen zin meer om naar Smerenburg te gaan.
00:18:46 Janine: Nee.
00:18:47 Marion: Maar goed, in die beginjaren dus wel. En dus honderd, tweehonderd man. Een mini maatschappijtje eigenlijk, echt mini.
00:18:54 Janine: Met die mutsjes op. Maar wat voor maatschappij? Want dat moet een knoerthard bestaan zijn geweest?
00:18:59 Marion: Ja, absoluut. In die graven zie je ook dat vele mannen botbreuken hebben. Dat kan natuurlijk allemaal terugzien. Dat mannen ook begraven zijn, soms in kleren die er onder het bloed zaten die dan een vreselijk ongeluk hebben gehad. En dan hebben we nog niet over de stank, hè. Want walvisproductie levert een enorme stank op. En we hebben het ook nog niet over het klimaat, want het is wel zomer op Spitsbergen, maar het is nog steeds best wel koud.
00:19:24 Janine: Je had me bij die stank, daar bleef ik even hangen. Ja, kun je dat omschrijven?
00:19:29 Marion: Als je een walvis open maakt dan komt er dus bloed, spek, alles komt vrij en er is overgeleverd en dat is nu nog steeds zo, dat dat een enorm stank met zich meebrengt. Al die gassen en die stoffen die daaruit voortkomen, dat is gewoon heel erg smerig.
00:19:44 Janine: Ja en als je het gaat koken zal het ook niet helpen?
00:19:47 Marion: Dat helpt ook zeker niet. Traankokerijen werden vaak wel 'stinkerijen' genoemd, in de volksmond. Het was een enorme stank en ook toen die traankokerijen in de Republiek kwamen te staan, nou, dat leverde zo een lucht op.
00:19:58 Janine: Hoe lang moesten die mannen daar blijven?
00:20:00 Marion: Een zomer. Ze voeren uit in maart, april en kwamen terug in augustus, september. Ja, je zou het seizoensarbeid kunnen noemen.
00:20:08 Janine: Ja, inderdaad. Ongeveer tweehonderd man in die nederzetting daar, waren dat dan allemaal walvisvaarders en speksnijders en traankokers?
00:20:17 Marion: Het is natuurlijk een minimaatschappij, dus in die minimaatschappij heb je ook een smid nodig, je hebt ook een kok nodig, dat soort beroepen waren daar natuurlijk ook, maar het was wel heel handig als je een beetje multifunctioneel was. Dus als jij matroos was bijvoorbeeld, of schipper, was het wel heel erg handig als je ook aan speksnijden bij kon dragen. Heel veel mensen hebben een dubbele beroep.
00:20:39 Janine: Een dubbelfunctie.
00:20:40 Marion: Een dubbelfunctie ja. Dan zal misschien schipper, ik zeg net "Speksnijder", dat zal hij misschien niet hebben gedaan, want dat is wel echt heel vies werk. Maar hij zal zeker ook een andere functie hebben gekregen in die minimaatschappij.
00:20:52 Janine: Als je daar zo een aantal maanden bent, dan moet je jezelf wel nuttig maken.
00:20:54 Marion: Ja.
00:21:03 Janine: Hoe zijn die mutsen in het museum terechtgekomen uiteindelijk?
00:21:06
Marion: In de jaren tachtig werden dus de opgravingen gedaan en dat was door de Rijksuniversiteit Groningen en het Arctisch centrum. Toen heeft het Rijksmuseum die mutsen gekregen en naast die mutsen ook kledingstukken. Maar er is ook wel besloten dat een deel terug zou moeten naar Spitsbergen, waar het oorspronkelijk was gevonden.
Dus de mutsen die wij nu hebben zij lang niet alle mutsen die zijn gevonden. Het ligt ook in het museum in Spitsbergen.
00:21:29 Janine: Ik wilde net zeggen, want hebben ze daar dan een museum?
00:21:32 Marion: Ja, wel zo eerlijk om het niet allemaal hier te hebben.
00:21:36 Janine: Op wat voor manier wordt het eigenlijk tentoon gesteld? Want als ik alleen maar zo een rijtje mutsen zie staan hoor ik niet jouw fantastische verhaal wat ik nu hoorden, natuurlijk automatisch bijna om dat op een bordje kwijt te kunnen.
00:21:46 Marion: Ja, er hangt een schilderij boven van Cornelis de Man waarop je dat proces van traanverwerken ziet. Je ziet daar de kust van Smerenburg en dat proces dat ik hier dus net een beetje heb uitgelegd van de walvis die gevangen wordt tot het koken van de walvis. Maar Cornelis de Man heeft zich heel goed in laten lichten, heel goed laten informeren, maar hij is er nooit geweest. Dus ja....
00:22:09 Janine: Het is wel een beetje een artistieke impressie.
00:22:11 Marion: Heel mooie, hoge spitse bergen gemaakt, bijvoorbeeld. Waren ze echt zo spits? Hmm... Dat is een artistiek impressie inderdaad.
00:22:19 Janine: Ja.
00:22:20 Marion: Maar het geeft wel heel erg een duidelijk beeld van hoe het ongeveer geweest kan zijn. Daar moet je ook trouwens wel bij bedenken dat die mannen op de voorgrond prachtige kleding aanhebben. Het was dus een smeerboel daar, dus daar hadden ze echt niet hun zondagse kleren voor aan.
00:22:34 Janine: Nee, die mutsjes geeft eigenlijk een veel realistischer beeld.
00:22:35 Marion: Ja, vind ik wel.
00:22:38 Janine: Is dat ook wat dat voor jou als conservator leuk of bijzonder maakt?
00:22:43 Marion: Absoluut.
00:22:43 Janine: Juist dat het gewoon 'maar mutsjes' zijn.
00:22:45 Marion: Ja, want het geeft mij heel erg een gevoel dat ik heel dicht bij die mannen sta. De zeventiende eeuw spreekt zo tot mij in een heel gewoon voorwerp eigenlijk, waarvan ik me heel goed kan voorstellen hoe het gedragen is. Ik weet niet of dat het ook met jou doet, maar ik zie hier echt die mutsjes op mannenhoofd staan, bij wijze van spreken en vertelt het een klein beetje van het levens van die mannen, voor mij.
00:23:08 Janine: Op die manier komt het tot leven.
00:23:09 Marion: Het komt tot leven.
00:23:10 Janine: Je ruikt nog een beetje die speklucht.
00:23:13 Marion: Ja, het zou grappig zijn om die misschien een keer open te maken. Nee, daar gaat geen lucht uit komen natuurlijk, nee. Maar ja, absoluut.
00:23:24 In de volgende aflevering: 22,5 miljoen euro voor een bronzen beeld - het hoogste bedrag dat het Rijksmuseum ooit uit gaf aan een kunstwerk. Bijna greep het museum mis in een bloedstollende veiling. Ik praat hierover met senior conservator beeldhouwkunst Frits Scholten. Vond je dit een leuke aflevering? Vergeet dan niet een review achter te laten in Apple Podcast. Zo kunnen andere luisteraars deze podcast makkelijker vinden.