20ste eeuw: Een wereld zonder werk

29 min - Constants kunstproject

Uit de serie Podcast: In het Rijksmuseum

18-10-2023 - Rijksmuseum

Hoe zou de wereld eruitzien als de mens niet meer hoefde te werken? Deze vraag stond centraal in New Babylon, een project van CoBrA-schilder Constant Nieuwenhuys. Het begon met wat geknutsel met plexiglas en metaaldraad, maar groeide uit tot een project waar Constant bijna twintig jaar aan werkte. Een van de objecten uit dit project is de sculptuur ‘Ruimtecircus’, een ontwerp voor een soort reuzenklimrek. Janine Abbring duikt erin met conservator beeldende kunst 20e eeuw, Ludo van Halem.

Luister

Lees hieronder het volledig uitgeschreven gesprek

00:00:00 Respondent (Ludo van Halem): Als je op Amsterdam Bijlmer ArenA staat, sta je op zo'n station. Dat is 20-25 meter boven de grond. Die perronoverkapping is ook zo'n constructie, bijna alsof je middenin dat Ruimtecircus staat. Het is alsof je in een reusachtige New Babylon-maquette bent beland. Die vormtaal en die schoonheid van die constructie is daar werkelijkheid geworden.

00:00:25 Interviewer (Janine Abbring): Hoe zou de wereld eruitzien als de mens niet meer hoefde te werken? Deze vraag stond centraal in New Babylon, een project van Cobra-schilder Constant Nieuwenhuys. Het begon met wat geknutsel met plexiglas en metaaldraad, maar groeide uit tot een megalomaan kunstproject waaraan Constant bijna 20 jaar onafgebroken werkte. In onder andere sculpturen, schilderijen, foto's en maquettes schiep hij een visie waarin de toekomstige mens zijn creatieve vrijheid kon nemen en kon spelen. Eén van de objecten uit dit project is de sculptuur Ruimtecircus, een ontwerp voor een soort reuzeklimrek. Ik duik erin met conservator beeldende kunst 20ste eeuw Ludo van Halem. Mijn naam is Janine Abbring en dit is 'In het Rijksmuseum', de podcast van het Rijksmuseum. Iedere aflevering spreek ik met experts over opmerkelijke voorwerpen en hun makers, waardoor je op een andere manier naar kunst gaat kijken. In dit seizoen: voorwerpen uit de 20ste eeuw, wegbereiders naar het nu, met in deze aflevering de sculptuur Ruimtecircus van Constant Nieuwenhuys. Voor we beginnen: wil je weten hoe deze sculptuur eruitziet, ga dan naar rijksmuseum.nl/podcast. Nu zijn we deze podcast natuurlijk ooit begonnen in de 15de eeuw. Toen deed ik de 16de eeuw en de 17de en de 18de en nu zijn we bij de 20ste eeuw aanbeland. Ik heb vele objecten en voorwerpen, van schilderijen tot borstbeelden, kristallen glazen, gebedsnoten kan ik me nog herinneren, maar dit, Ludo, is toch weer totaal andere koek: een abstracte cultuur. Ik laat de omschrijving aan jou over.

00:02:08 Respondent (Ludo van Halem): Ja, het is een abstracte sculptuur uit het midden van de jaren 50. De titel is Ruimtecircus, gemaakt door Constant.

00:02:16 Interviewer (Janine Abbring): Eerst even: waarnaar kijken we?

00:02:19 Respondent (Ludo van Halem): We kijken naar een constructie gemaakt van metaaldraad, van metalen staafjes. De hoofdvorm is een soort opengewerkte bol die nog een keer doorsneden wordt door andere cirkels, ook gemaakt van metalen staafjes. Hij staat op driehoekige poten. Er steekt ook weer een stuk uit, dat ook bestaat uit drie hoeken. Als je goed kijkt, zie je een beetje laddervormige elementjes doorheen dat geheel. Het is ongeveer 60 centimeter hoog.

00:02:51 Interviewer (Janine Abbring): Maar het is op schaal gemaakt.

00:02:53 Respondent (Ludo van Halem): Nee, het is een sculptuur op zichzelf.

00:02:56 Interviewer (Janine Abbring): Is het uiteindelijk niet bedoeld - wat ik zeg: het is op schaal gemaakt - als iets groters?

00:03:02 Respondent (Ludo van Halem): Er is een idee van Constant geweest om dit beeld heel groot uit te voeren op het Museumplein in 1956. Daarvan is ook een fotomontage. In die fotomontage sta je als het ware met je rug naar het Concertgebouw en dan kijk je over het Museumplein met op de achtergrond het Rijksmuseum. Er staan wat mensen op de tram te wachten. De situatie is nog steeds zoals die is en daar staat dan dat enorme ding, ongeveer op de plek waar nu de ingang van de Albert Heijn op het Museumplein is, ik denk een meter of acht à tien hoog. Je zou inderdaad kunnen zeggen dat de sculptuur die we in het Rijksmuseum hebben als een schaalmodel gedacht is voor een situatie die heel groot op het Museumplein destijds gerealiseerd had moeten worden.

00:03:47 Interviewer (Janine Abbring): Waaraan het mij doet denken, en dat is misschien wat oneerbiedig, maar misschien krijgt de luisteraar dan ook een beter beeld, is: ik ben een keer bij een show van Hans Klok geweest. Oh mijn god, waar gaat het heen, denk jij nu, maar daar was ook een onderdeel met van die motorrijders die dan in zo'n bol gaan rijden als een soort van stoere attractie en dat had ook die vorm.

00:04:12 Respondent (Ludo van Halem): Een circus.

00:04:14 Interviewer (Janine Abbring): Een circus?

00:04:15 Respondent (Ludo van Halem): Het heet niet voor niets een circus. Het is inderdaad echt een ruimte of circustent, waar acrobaten aan het werk zijn of inderdaad zo'n... Ik weet niet precies hoe je dat noemt, maar waar die motorrijders op z'n steile wand rijden.

00:04:27 Interviewer (Janine Abbring): Dat ding, ja.

00:04:28 Respondent (Ludo van Halem): Zoiets dergelijks.

00:04:29 Interviewer (Janine Abbring): Dat was ook een stalen bol. Daarin reden ze dan inderdaad rond. Dat is waaraan het me heel erg doet denken.

00:04:35 Respondent (Ludo van Halem): De vorm van die constructie doet me ook een beetje denken aan die grote trekken die ze in het theater gebruiken om al het licht aan te hangen, maar ook aan de rails van een enorme achtbaan. De constructie is wel heel erg belangrijk hierin. Het gaat ook heel erg over de schoonheid van de constructie. Constant was ook - denk ik - in die tijd beïnvloed door de Russische constructivisten uit het begin van de 20ste eeuw, die naar een sculptuur keken alsof het ging om een skelet. Bij een sculptuur gaat het over vorm en over symboliek en houding en balans en evenwicht, al dat soort aspecten die in de traditionele sculptuur een rol spelen, maar dat hebben ze helemaal uitgekleed tot op het bot.

00:05:20 Interviewer (Janine Abbring): Niet de vis, maar de graat.

00:05:21 Respondent (Ludo van Halem): Ja, dat klopt, zoals je in de schilderkunst de abstractie hebt. We hebben in een eerdere aflevering dat schilderijtje van Jan van Deene besproken. Die hebben dan titels als Schilderij of Peinture, heette dat.

00:05:33 Interviewer (Janine Abbring): Peinture VII.

00:05:33 Respondent (Ludo van Halem): Maar later werden heel veel schilderijen compositie genoemd. Zo heb je in de beeldhouwkunst het begrip constructie geïntroduceerd. Het gaat echt over de schoonheid van het geraamte.

00:05:53 Interviewer (Janine Abbring): De Nederlandse kunstschilder, beeldhouwer Constant Anton Nieuwenhuys, Constant in de volksmond.

00:05:59 Respondent (Ludo van Halem): Ja, zijn kunstenaarsnaam was Constant.

00:06:02 Interviewer (Janine Abbring): Wie was hij?

00:06:03 Respondent (Ludo van Halem): Dat was iemand die in de Tweede Wereldoorlog zijn kunstopleiding voor een heel groot deel gemist heeft. Hij is wel naar de Rijksakademie en de Kunstnijverheidsschool gegaan, maar hij is opgegroeid en zijn vormende periode zat middenin de Tweede Wereldoorlog. Na de Tweede Wereldoorlog is hij in contact gekomen met een aantal andere jonge Amsterdamse kunstenaars. Ze hebben toen een groep opgericht, die de Experimentele Groep in Holland heette, waar ze zochten naar een nieuwe manier van kunst maken, een nieuwe manier van schilderen, die heel erg voortkwam uit de spontaniteit en die het academisme, het echte traditionele denken over compositie en het maken van schetsen en het uitwerken van die schetsen enzovoort achter zich wilde laten en spontaan wilde werken: hup, een vlek op het doek en dan schilderen en kijken hoever je komt.

00:06:54 Interviewer (Janine Abbring): Intuïtiever.

00:06:55 Respondent (Ludo van Halem): Heel intuïtief, heel spontaan, met een enorm beroep op de fantasiewereld, zowel van zichzelf als kunstenaar als van de toeschouwer. Je ziet allerlei mengvormen van wezens tussen mens en dier verschijnen. Soms lijkt het heel vrolijk, maar er zit toch ook af en toe wel eens een scherpe en sombere ondertoon in, want we schrijven 1947, 1948, middenin de wederopbouw en alle verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog nog vers in het geheugen. Wel zoeken naar een nieuwe soort kunst die alle beladenheid van het verleden achter zich probeerde te laten. In die groep met Karel Appel - dat is natuurlijk een hele bekende naam - en Corneille behoorde Constant tot degenen die ook internationale contacten zochten. In Parijs hebben ze toen in 1948 met een aantal andere kunstenaars uit België en uit Denemarken Cobra opgericht. Cobra staat dan voor Copenhagen, Brussel, Amsterdam, de drie steden waar die kunstenaars vandaan kwamen.

00:07:59 Interviewer (Janine Abbring): Dat is natuurlijk een naam die iedereen die iets van kunstgeschiedenis weet wel kent.

00:08:03 Respondent (Ludo van Halem): Ja, dat is wel een hele bekende beweging geworden in de naoorlogse internationale kunst.

00:08:08 Interviewer (Janine Abbring): Constant was op dat moment nog voornamelijk schilder.

00:08:11 Respondent (Ludo van Halem): Dat klopt. Hij was toen heel erg schilder, tekende, maakte af en toe grafiek. Cobra heeft maar kort bestaan, van 1948 tot 1951. Er zijn tien tijdschriften uitgegeven. Er zijn twee tentoonstellingen gehouden. Er zat een enorme groepsdynamiek in, maar dat viel ook weer als los zand uit elkaar na 1951. Hij is toen zijn eigen weg gaan zoeken. Hij was heel erg op zoek naar de prikkel van de tegenstellingen, zou je dat kunnen noemen. Als je iets doet en iets verworven hebt, moet je ook wel heel erg oppassen als kunstenaar om niet vast te lopen in je eigen vaardigheid en daarmee ook een nieuwe uitdaging opzoeken door iets te gaan doen wat totaal anders is.

00:08:56 Interviewer (Janine Abbring): Niet in diezelfde groef blijven.

00:08:58 Respondent (Ludo van Halem): Ja, niet in diezelfde groep blijven, maar iets volkomen anders gaan doen.

00:09:02 Interviewer (Janine Abbring): Is dat ook de reden waarom die dit soort ruimtelijke sculpturen ging maken?

00:09:06 Respondent (Ludo van Halem): Ja, hijzelf noemde dat later de dialectiek van het experiment. Het was altijd heel erg experimenteel wat hij deed. Hij deed dat ook vaak zonder voorkennis of zonder vooropleiding. De dialectiek is een begrip uit de filosofie. Je hebt de these en de antithese, en dan ontstaat er een synthese. Zo probeer je jezelf verder te ontwikkelen. Hij is toen gaan werken met plexiglas en met metaaldraad, en metalen staafjes. Daarmee is hij constructies gaan maken, eerst heel erg rechthoekig en geometrisch, en later is dat steeds vrijer geworden met allemaal van die metaaldraadjes. In het midden van de jaren 50 heeft hij zo'n manier van werken gevonden die in dat Ruimtecircus heel karakteristiek is weergegeven, waar hij al die spaken zijn het bijna - denk aan afgeknipte fietsspaken - aan elkaar soldeerde, totdat er hele netwerken van vormen ontstaan.

00:10:02 Interviewer (Janine Abbring): Dat Ruimtecircus is onderdeel van iets groters.

00:10:07 Respondent (Ludo van Halem): Het is onderdeel geworden van New Babylon. New Babylon is een denkbeeldige stad, maatschappij, leefwereld voor de mens van de toekomst. Denken daarover begon bij Constant in het midden van de jaren 50 met objecten zoals dat Ruimtecircus. Dat is niet het enige, want er waren een aantal andere constructies. Die vormden een soort groep en dat riep bij hem ook weer een soort idee van een hele eigen wereld op.

00:10:35 Interviewer (Janine Abbring): Dat New Babylon voelt abstract, maar als je het langer erover hebt, wordt het steeds duidelijker. Ik heb natuurlijk ook erover gelezen. Wat was het idee achter dat New Babylon?

00:10:46 Respondent (Ludo van Halem): Het idee achter New Babylon was dat er een ontwikkeling in de maatschappij gaande was waarbij de mens langzaam bevrijd zou worden van productiearbeid. Er was een enorme discussie over automatisering van productieprocessen in de jaren 50 en in dat denken daarover was er een soort toekomstvisioen dat mensen niet meer die vieze, smerige productiearbeid zouden hoeven te verrichten, maar dat het allemaal door machines zou worden uitgevoerd. We zijn nu in 2023, 70 jaar verder, en dat gaat heel hard die kant op met productierobots en kunstmatige intelligentie.

00:11:23 Interviewer (Janine Abbring): Hij was toen al bezig met het idee: wat als we straks niet meer hoeven te werken?

00:11:27 Respondent (Ludo van Halem): Ja, dat klopt, en: wat komt dan daarvoor in de plaats?

00:11:30 Interviewer (Janine Abbring): En hoe gaan we dan wonen, leven?

00:11:32 Respondent (Ludo van Halem): Ja. De kern van dat denken is wat er in de plaats komt voor die productiearbeid. Dat is creatieve zelfontwikkeling, want als mens heb je toch een behoefte om je leven zin te geven of om je omgeving in te richten naar je behoeften en naar je verlangens. Daarmee zijn we voortdurend bezig. Je zou het zelfontplooiing kunnen noemen. Creativiteit is een kern daarin. Die stad New Babylon is een soort wereldomspannende stad, een soort netwerk van sectoren die gebouwd zijn boven het bestaande landschap en boven de bestaande steden. Daar zouden mensen doorheen trekken, als een soort nomaden zonder vaste woon- of verblijfplaats. Elke keer als ze op een plek kwamen, zouden ze samen een nieuw soort situatie of omgeving scheppen. Dat Ruimtecircus is zo'n model, maar een paar jaar later maakte die ook constructies die je zou kunnen zien als maquettes, als delen van New Babylon. Dat ging over een gele sector, een oranje sector. Dat waren stukken van die wereldstad die gaandeweg gebouwd zou worden.

00:12:43 Interviewer (Janine Abbring): Heel futuristisch ook.

00:12:43 Respondent (Ludo van Halem): Ja, heel futuristisch en ook niet als interventie in de bestaande steden, maar echt een laag eroverheen. Het was echt een soort nieuwe schil die over de aarde heen gelegd zou worden en langzaam zouden de mensen uit de oude wereld naar die nieuwe wereld migreren. Je kreeg zo'n nieuw type mens: de Nieuw-Babyloniër.

00:13:03 Interviewer (Janine Abbring): Was dit voor Constant meer een gedachte-experiment of was het ook echt iets waarvan hij dacht dat het realiseerbaar zou zijn?

00:13:12 Respondent (Ludo van Halem): Ik denk dat je niet moet vergeten dat het gaat om een beeldend kunstwerk. Het is heel aantrekkelijk om daarover na te denken in termen van toekomst of stedenbouwkundige ontwikkelingen. Dat is heel verleidelijk, maar het denken over hoe die maatschappij eruit zou zien, is onderdeel van dat kunstwerk. Het ontstond in het atelier door stukjes plexiglas en metalen staafjes aan elkaar te lassen en te solderen en te schroeven. Je hebt een berg materiaal en je begint iets en je ziet maar wat er uitkomt. Dat is ook dat experimentele wat daarin zit. Zo is dat idee ook gegroeid. Die modellen werden gefotografeerd door een aantal fotografen met wie die samenwerkte op zo'n manier dat het werkelijkheid leek. Er werd een autootje bijgezet en er werd een poppetje bijgezet en er werd een helikoptertje bijgezet.

00:14:02 Interviewer (Janine Abbring): Echt zoals architecten dat doen.

00:14:02 Respondent (Ludo van Halem): Zoals architecten dat doen. Er werd ook geprobeerd om een zekere mate van simulatie van een toekomstige werkelijkheid te maken. Die foto's waren onderdeel van exposities. In die exposities stonden die maquettes op sokkels. Die vormden ook een soort denkbeeldig landschap. Constant gaf lezingen over hoe hij New Babylon zag.

00:14:23 Interviewer (Janine Abbring): Hoe werd dan daarop gereageerd, want mensen willen zich toch altijd verhouden tot zoiets?

00:14:28 Respondent (Ludo van Halem): Ja, zeker. Het resoneerde behoorlijk in de maatschappij. Het werd echt een begrip. Er zijn ook films over gemaakt. Er is een hele mooie film waarin Simon Vinkenoog met Constant praat over New Babylon. Het was natuurlijk ook heel actueel, want er was een enorme woningnood in de jaren 50 en in hoog tempo werden er allemaal nieuwe steden gebouwd.

00:14:49 Interviewer (Janine Abbring): Die wederopbouw.

00:14:49 Respondent (Ludo van Halem): De wederopbouw, bijvoorbeeld het Algemeen Uitbreidingsplan in Amsterdam. De Westelijke Tuinsteden werden gebouwd. Constant zelf beschreef het ook wel: enerzijds heb je de oude stad en die oude stad is helemaal versleten en in verval geraakt en aan de andere kant heb je die nieuwe stad, die moderne, functionalistische stad met allemaal van die blokkendozen. New Babylon is iets wat daartussen zit en een soort menselijk alternatief biedt, want noch het één noch het ander was in zijn ogen een model van een stad dat levensvatbaarheid had en dat ook echt ging over leefbaarheid en over menselijkheid. Hij zocht in New Babylon ook naar een vorm van leven en samenleven die heel erg verbonden was met hoe je als mens het beste uit jezelf kon halen.

00:15:34 Interviewer (Janine Abbring): Een ontplooiing.

00:15:34 Respondent (Ludo van Halem): Ontplooiing, ja. Dat idee over zo'n nieuwe wereld en zo'n nieuwe stad die gepresenteerd werd: het was natuurlijk echt iemand met een visie. Hij stond ergens voor en het was ook voorstelbaar.

00:15:47 Interviewer (Janine Abbring): Was er een duidelijke trigger voor die visie, iets wat hem echt op dat pad bracht?

00:15:52 Respondent (Ludo van Halem): Ja, ik denk toch dat dat ook wel zijn idee was dat het heel belangrijk was dat je als mens de vrijheid moest hebben om te kunnen spelen en dan niet spelen in de zin van een kaartspelletje of Mens erger je nieten, maar dat dat spel iets is dat je een mogelijkheid geeft om nieuwe dingen te ontdekken, een soort vrijheid voor jezelf schept, dat je de grenzen die je opgelegd worden door de normen en waarden die in de maatschappij leven elke keer weer kan bevragen en kan verkennen en dat daar steeds weer iets nieuws uit voortkomt. Hij zocht heel erg naar hoe je je creativiteit op een goede manier kon inzetten. Dat is helemaal niet zo'n gekke gedachte, want als je nu kijkt hoe steden zich ontwikkelen, hoe grote steden zich willen ontwikkelen, willen die niets liever dan die hele creatieve industrie binnenhalen. Dat is wat een stad levendig maakt, dat is wat mensen aanspreekt, daarvan worden mensen gelukkig en niet van dat gezwoeg aan de lopende band.

00:17:03 Interviewer (Janine Abbring): Een belangrijk idee achter dat New Babylon en ook achter deze sculptuur inderdaad was die spelende mens, het idee dat mensen niet meer hoefden te werken in de toekomst en zich vrij konden ontplooien. Is dat ook de reden waarom het er een beetje als een soort kinderklimrek uitziet?

00:17:21 Respondent (Ludo van Halem): Het is wel een kinderklimrek op reuzenformaat en ook levensgevaarlijk - denk ik - om daarin te gaan klimmen als het inderdaad acht meter of tien meter groot op een plein zou staan. Wat wel interessant is, is dat Constant ook een goed contact had met de architect Aldo van Eyck. Die was toen in dienst van Publieke Werken in Amsterdam. Aldo van Eyck is onder meer heel bekend geworden doordat hij zich in Amsterdam enorm heeft ingezet om op de meest onmogelijke kleine plekjes speeltuintjes voor kinderen te realiseren. Hij vond het kind echt heel belangrijk als onderdeel van de levende stad. Het kind moest op straat kunnen spelen, moest echt ruimte hebben en in dienst van Publieke Werken heeft hij een hele serie speeltoestellen ontworpen: een klimiglo, een klimboog, een klimtrechter, klimrekken. Die stonden in verschillende configuraties op heel veel plekken in de stad, zowel in de oude stad als in de nieuwe uitbreidingswijken. Dat waren een beetje abstracte vormen, niet zo realistisch als de huidige wipkip of het klimhuisje die je nu heel veel in speeltuintjes ziet, maar echt abstracte vormen waar kinderen ook hun fantasie konden gebruiken. Ze konden erin klimmen, maar als je een doek eroverheen legde, werd zo'n iglo natuurlijk een huisje. Je kon daar van alles mee doen. Dat waren abstracte elementen in de stad die de fantasie heel erg prikkelden. Dat heeft wel een soort relatie met dat idee van Constant over het belang van de spelende mens. Overigens staan er in de tuin van het Rijksmuseum een aantal van die originele klimtoestellen van Aldo van Eyck, die afkomstig zijn van een opgeheven speelplaatsje in Nieuw-West. Die worden naar hartenlust gebruikt door kinderen die meekomen met hun ouders in de Rijksmuseumtuin. Dat idee van dat spel als een soort levendigheid in de stad is natuurlijk toch iets wat ook heel belangrijk was. Het was ook een nieuwe generatie die in de jaren 50 daarmee aantrad en die ook niet belast was door het verleden. Het kind speelde ook binnen die Cobra-beweging een belangrijke rol, omdat er ook aandacht was voor de kindertekening, als in: heel spontaan gemaakt en daaruit ontstaan beelden en vormen die je als volwassene vaak helemaal niet meer kan verzinnen.

00:19:42 Interviewer (Janine Abbring): Puur.

00:19:42 Respondent (Ludo van Halem): Ja, heel puur. We weten natuurlijk wel dat er allerlei ontwikkelingsschema's aan ten grondslag liggen, maar je ziet toch allerlei dingen in die kindertekening die enorm aansprekend zijn. Dat was precies wat die generatie kunstenaars opzocht: die spontaniteit en die levenslust en die levensdrift waarmee je echt ook het leven aankon en de toekomst kon vormgeven.

00:20:06 Interviewer (Janine Abbring): Constant dacht dat de mens binnenkort zonder werk zou komen te zitten, destijds door die automatisering die in opkomst was, natuurlijk nu ook nog heel actueel, omdat wij nu middenin die AI-discussie zitten en ook weer denken: hebben we binnenkort nog werk?

00:20:20 Respondent (Ludo van Halem): Op die manier blijft New Babylon een heel aansprekend onderwerp en een heel aansprekende verbeelding van de toekomst, wat je nog steeds kan gebruiken als aanleiding voor discussies.

00:20:30 Interviewer (Janine Abbring): Dan niet zozeer als daadwerkelijk uitvoerbaar plan, maar meer als...

00:20:35 Respondent (Ludo van Halem): Als gedachte-experiment.

00:20:37 Interviewer (Janine Abbring): Om het erover te hebben. Hij is vrij abrupt gestopt met dat hele project. Waarom was dat?

00:20:43 Respondent (Ludo van Halem): Ik denk dat hij er een jaar of 20 mee bezig geweest is. Het begon met dit soort modellen die gingen over de ruimte: een ruimtecircus, maar er zijn nog andere constructies die ook zinspelen op de ruimte. Toen kreeg je die sectoren, die maquettes van die sectoren. Later zijn er foto's en tekeningen bijgekomen. Er zijn films over gemaakt. Hij hield lezingen. Het werd enorm complex en aan het eind van de jaren 60 is er nog een hele serie schilderijen ontstaan waarin die de Nieuw-Babylonische mens verbeeldt. In 1974 was er een grote tentoonstelling in wat nu heet het Kunstmuseum in Den Haag. Toen was het voor hem ook klaar. Het Kunstmuseum heeft toen een heel groot deel van New Babylon aangekocht. Dat werd in termijnen afbetaald. Daarvan kon Constant ook leven. Hij is toen weer gaan schilderen. Het atelier was leeg, hij had weer een nieuw soort vrijheid voor zich en hij is weer heel traditioneel olieverfschilderijen gaan maken. Dat was ook weer zo'n soort antithese, iets anders gaan doen, een ander experiment aangaan om jezelf te blijven vernieuwen.

00:21:56 Interviewer (Janine Abbring): Om niet in diezelfde groef te blijven zitten.

00:21:58 Respondent (Ludo van Halem): Ja.

00:21:59 Interviewer (Janine Abbring): Als jij kijkt naar dat New Babylon, die wereld die hij schiep, wat voor gevoel roept dat bij jou op?

00:22:08 Respondent (Ludo van Halem): Ik denk dat je kijkt naar een kunstenaar die toch heel goed om zich heen keek, die allerlei ontwikkelingen zag en daarvan ook een beeld kon maken en een enorm goede antenne had voor wat relevant was. Hij was ook een zeer belezen man die ook heel goed kon schrijven. Het was ook echt de theoreticus van Cobra, maar hij heeft nadien ook nog heel veel theoretische teksten geschreven. Het was ook echt een denker, iemand die ook graag discussieerde, een hele mooie bibliotheek had. Hij was wel iemand die zowel op het gebied van filosofie als geschiedenis als beeldende kunst allerlei ideeën met elkaar in verband kon brengen en daaraan ook weer een nieuwe impuls kon geven voor zijn eigen werk. Hij heeft allerlei dingen uit de wereld opgepikt en daarmee vormen gemaakt. Je ziet dat wat hij maakte op allerlei andere manieren weer teruggekomen is.

00:23:03 Interviewer (Janine Abbring): Kun je een voorbeeld geven daarvan?

00:23:05 Respondent (Ludo van Halem): Ja. Wat ik een heel mooi voorbeeld vind, is: als je op Amsterdam Bijlmer ArenA staat, sta je op zo'n station. Dat is 20, 25 meter boven de grond. Die perronoverkapping is ook zo'n constructie, bijna alsof je middenin dat Ruimtecircus staat. Het is alsof je in een reusachtige New Babylon-maquette bent beland. Die vormtaal en die schoonheid van die constructie is daar werkelijkheid geworden. Er zijn architecten die op precies dezelfde manier zo'n gebouw als een station hebben ontworpen als Constant zijn New Babylon-maquettes en -sectoren had vormgegeven.

00:23:50 Interviewer (Janine Abbring): Dat Ruimtecircus staat permanent op zaal. Het is een vaste waarde in de collectie van de 20ste eeuw, zei jij voordat wij in opname gingen. Hoe is het in het Rijksmuseum terechtgekomen?

00:24:01 Respondent (Ludo van Halem): Ik had het voorrecht dat ik betrokken was bij het leegmaken van het atelier van Constant na zijn overlijden. Hij had een atelier op Wittenburg in Amsterdam. Nadat hij overleden was, moest dat op een gegeven moment ontruimd worden. Ik werkte toen in het Stedelijk Museum Schiedam en in samenspraak met de weduwe van Constant is een groot deel van de werken die nog in het atelier waren toen naar het museum in Schiedam gegaan. Een aantal objecten waren nog steeds in familiebezit. Die zijn in familiebezit gebleven bij Trudy Nieuwenhuys. Toen ik in het Rijksmuseum kwam werken, had ik toch nog wel een aantal dingen in mijn achterhoofd zitten en zijn we met haar in gesprek gegaan. Dit Ruimtecircus was een heel dierbaar object voor Constant, want hij had het onder een kap op een sokkel in zijn atelier staan en het stond altijd naast de tafel en het bureau waaraan hij zat te praten en te discussiëren. Hij dronk altijd een glaasje wijn. Dat was een ding dat altijd heel erg dicht bij hem gebleven is.

00:25:06 Interviewer (Janine Abbring): Het was voor hem ook een vaste waarde.

00:25:07 Respondent (Ludo van Halem): Het was voor hem ook een vaste waarde. Uiteindelijk hebben we dat uit de nalatenschap van Constant kunnen verwerven.

00:25:15 Interviewer (Janine Abbring): Op wat voor manier zou jij het fijn vinden dat mensen nu ernaar kijken als ze in het museum komen?

00:25:19 Respondent (Ludo van Halem): Ik denk dat je op heel veel verschillende manieren ernaar kan kijken. Als object, als sculptuur is er ook veel aan te beleven. Het is belicht. Er is accentverlichting op. Je ziet een heel ingewikkeld lijnenspel. Het is ook heel grafisch. Het is heel ruimtelijk, maar door het licht krijg je ook op de tafel waar het staat een enorm mooi lijnenspel. Het heeft ook echt een eigen esthetiek. Tegelijkertijd is het natuurlijk toch ook iets wat een soort wereld oproept. De titel Ruimtecircus roept de hele fascinatie voor ruimte en ruimtevaart in de jaren 50 op, want dat is precies het moment dat de ruimtewedloop begint. In 1957...

00:26:06 Interviewer (Janine Abbring): Gaan we naar de maan. Ik bedoel dat de vraag is: gaan we ooit naar de maan?

00:26:07 Respondent (Ludo van Halem): De Spoetnik is in een baan om de aarde geschoten. Ruimte en ruimtevaart was ook echt een ding in die tijd en Constant heeft ook meerdere objecten gemaakt die daarmee te maken hebben, zelfs een serie ruimtelandschappen. Bij een landschap denk je natuurlijk in Nederland heel veel aan koetjes in de wei, maar hij keek echt naar de ruimte. De titel is een ingang en tegelijkertijd: als je ook iets meer ervan weet, als je je een beetje verdiept in de kunstenaar, zie je dit inderdaad ook als een model, een maquette die een onderdeel van een hele reeks is. Die hele reeks is de vorm waarin hij dacht over de maatschappij van de toekomst.

00:26:49 Interviewer (Janine Abbring): Echt een visionair.

00:26:50 Respondent (Ludo van Halem): Een visionair object.

00:26:55 Interviewer (Janine Abbring): In de volgende aflevering: tussen 1945 en 1949 streed Indonesië voor onafhankelijkheid. Ook kunstenaars leverden een aandeel in deze strijd. Zo vertrokken de broers Otto en Agus Djaya in 1947 naar Nederland met een schip vol kunstwerken, met als doel de Indonesische belangen onder de aandacht te brengen in het land van de vijand. Wat ging hieraan vooraf? Ik praat erover met conservator geschiedenis Harm Stevens.

Abonneer je op In het Rijksmuseum met je favoriete podcastspeler

Met dank aan

In het Rijksmuseum is powered by ING.