31-08-2023 - Rijksmuseum
Als Soekarno op 17 augustus 1945 de Indonesische onafhankelijkheid uitroept, is Nederland allesbehalve bereid om deze te erkennen. Het is de start van de Revolusi. Terwijl Indonesische revolutionairen naar de wapens grijpen, grijpen kunstenaars naar hun kwast. Zo ook Otto Djaya. Zijn strijdlustige schilderij ‘Indonesische vrijheidsstrijders’ hing tijdens de revolutie in Nederland. Hoe bracht hij deze strijd in beeld? Janine Abbring spreekt erover met conservator geschiedenis Harm Stevens.
Luister
Lees hieronder het volledig uitgeschreven gesprek
00:00:00 Harm Stevens: Zij waren toch een soort van avant-garde. Dat waren betrekkelijk intellectuele figuren, politiek zeer actief. Ik wil niet zeggen dat er een soort collectief besluit was, maar ze hadden natuurlijk iets om voor te vechten. Hun kunst werd ook heel duidelijk in dienst gesteld van de Indonesische revolutie en de Indonesische vrijheidsstrijd.
00:00:20 Janine Abbring: Als Soekarno op 17 augustus 1945 de Indonesische onafhankelijkheid uitroept, is Nederland alles behalve bereid om deze te erkennen. Het is de start van de revolutie. Terwijl Indonesische revolutionairen door heel het land naar de wapens grijpen, grijpen kunstenaars naar een kwast. Zo ook Otto Djaya. Zijn strijdlustige schilderij Indonesische vrijheidsstrijders hing tijdens de revolutie in Nederland. Hoe bracht hij deze strijd in beeld? Ik praat erover met conservator geschiedenis Harm Stevens.
00:00:56 Janine Abbring: Mijn naam is Janine Abbring en dit is 'In het Rijksmuseum', de podcast van het Rijksmuseum. Iedere aflevering spreek ik met experts over opmerkelijke voorwerpen en hun makers, waardoor je op een andere manier naar kunst gaat kijken. In dit seizoen: voorwerpen uit de 20e eeuw, wegbereiders naar het nu.
00:01:13 Janine Abbring: Met in deze aflevering het schilderij Indonesische vrijheidsstrijders van Otto Djaya. Voor we beginnen, wil je weten hoe dit schilderij eruit ziet? Ga dan naar Rijksmuseum.nl/podcast.
00:01:27 Janine Abbring: Kun jij het werk wat hier voor ons ligt omschrijven?
00:01:31 Harm Stevens: Ja, zeker. Het is een schilderijtje, niet ontzettend groot.
00:01:35 Janine Abbring: Hoe groot is het?
00:01:35 Harm Stevens: 40 bij 50 centimeter groot. Het laat drie mannen zien die naast elkaar staan. Er staat er eentje vooraan eigenlijk. Die mannen kijken je recht aan en het zijn heel duidelijk guerrillastrijders.
00:01:48 Janine Abbring: Want je ziet wapens?
00:01:49 Harm Stevens: Je ziet wapens. Ze hebben een patroongordel om. Eentje heeft een rode sjaal om en een soort van hoofddekseltje met daarop een rood-wit vlaggetje. Een andere heeft een rood-witte bandana om het hoofd gebonden en een geweer op de rug. Die ander ook, volgens mij. Ik denk dat je misschien ook nog wel een soort handgranaat ziet. Het is een soort paramilitair tafereel. Het is met een grove penseelstreek geschilderd. Je kunt misschien wel zeggen dat het een heel direct schilderijtje is. Het is alsof je zelf op straat loopt en deze drie mannen als het ware tegen het lijf loopt. En het zijn Indonesiërs, kunnen we wel zeggen.
00:02:28 Janine Abbring: Dat wit-rode geeft dat natuurlijk ook aan.
00:02:30 Harm Stevens: Ja, dat is de Indonesische vlag. Ik denk dat die in dit schilderijtje heel belangrijk is. Die vlag mag gevoerd worden.
00:02:38 Janine Abbring: Moet gevoerd misschien wel?
00:02:39 Harm Stevens: Ja, moet gevoerd worden. Dat is zeker wat de schilder Otto Djaya, de maker van het schilderij, wil laten zien. Maar die vlag vind ik op zich altijd wel interessant. In 1946, het moment dat het schilderijtje gemaakt is, is Indonesië onafhankelijk en dan mag die vlag ook gevoerd worden. Die vlag was al door de Indonesische nationalisten ingevoerd vanaf 1928. Dat is het moment dat de rood-witte vlag een plek krijgt in het nationale denken. Maar die mocht natuurlijk niet gevoerd worden omdat Indonesië een Nederlandse kolonie was. Ook ten tijde van de Japanse bezetting, dat is de periode van 1942 tot 1945, was het verboden om die vlag te voeren. Die rood-witte vlag mocht wel getoond worden in de Japanse tijd, maar alleen met een Japanse vlag ernaast.
00:03:26 Janine Abbring: Maar dat zegt dus inderdaad veel over de uitstraling die de maker wil meegeven aan deze strijders?
00:03:34 Harm Stevens: Ja, zij staan paraat om de Indonesische onafhankelijkheid te verdedigen.
00:03:40 Janine Abbring: Je zei net dat in 1946 Indonesië onafhankelijk was, maar zo eenvoudig lag het niet.
00:03:46 Harm Stevens: Nee, daarom formuleer ik het als volgt: zij verdedigen de Indonesische onafhankelijkheid. Indonesië heeft zichzelf onafhankelijk verklaard. Sukarno heeft de Indonesische onafhankelijkheid geproclameerd in de proclamatie op 17 augustus 1945 en is dus een onafhankelijk land. Maar die onafhankelijkheid werd ter discussie gesteld en bestreden door Nederland, de voormalige koloniale macht.
00:04:13 Janine Abbring: Ja, Nederland erkende die onafhankelijkheid niet.
00:04:15 Harm Stevens: Maar wat ik interessant vind, is dat Indonesiërs het ook letterlijk zo omschrijven. Wat wij bijvoorbeeld de dekolonisatieoorlog noemen, dat formuleren zij vaak als het Indonesisch leger en deze Indonesische strijders die de onafhankelijkheid verdedigen tegen de machten die proberen dat te onderdrukken.
00:04:34 Janine Abbring: Ja, ze vechten niet voor de onafhankelijkheid om hem te bewerkstelligen. Hij is er al en ze verdedigen hem. Dat is een heel andere kijk.
00:04:41 Harm Stevens: Mark Rutte heeft dat laatst nog min of meer erkend. Daar zie je aan dat het nog steeds, ook in Nederland, een issue is.
00:04:46 Janine Abbring: Taalgebruik is natuurlijk cruciaal daarin. Destijds werden het politionele acties genoemd natuurlijk. Dat was natuurlijk ook ordinaire oorlog eigenlijk.
00:04:53 Harm Stevens: Men probeerde dat enigszins goed te praten, door te zeggen dat het een binnenlandse aangelegenheid was.
00:05:05 Janine Abbring: Laten we even naar de maker kijken. Otto dus. Wat weten we over Otto Djaya?
00:05:10 Harm Stevens: Otto Djaya is de maker van schilderij. Hij is de schilder. Hij is geboren in 1916 in Rangkasbitung. Dat is stadje in West-Java. Dat is overigens precies de plek waar de Max Havelaar zich afspeelt, maar dat terzijde. Hij is op het moment dat hij dit schilderij maakt - in 1946 of 1947, dat weten we niet helemaal precies - al 30 jaar oud. Zo jong is hij niet meer. Hij is de zoon van een Javaanse ambtenaar binnen het koloniale bestuur en had dus een vrij geprivilegieerde positie. Hij heeft ook Europees onderwijs genoten. Otto en zijn broer Agus Djaya ook.
00:05:48 Janine Abbring: Geen jongen van de straat?
00:05:49 Harm Stevens: Nee, geen jongen van de straat. Zij spraken Nederlands bijvoorbeeld. Ze hadden in die zin dus een connectie met de koloniale macht, maar ze zijn ook in de ban van het Indonesisch nationalisme. In 1938 al worden ze lid van een Indonesische schildersvereniging. Het is wel bijzonder dat die aan het einde van de jaren '30 ontstaat. Het is ook echt een symptoom van het groeiende Indonesische zelfbewustzijn, ook binnen de kunstenaarskringen. Eigenlijk is het een moeilijke tijd voor het Indonesisch nationalisme, omdat het keihard wordt onderdrukt door het Nederlandse koloniale regime. Dat was een zeer repressief regime. Maar even goed organiseerden die kunstenaars zich in een vereniging van Indonesische kunstenaars. Ook omdat ze niet werden toegelaten in de culturele kunstenaarskringen waar de koloniale macht dominant was.
00:06:41 Janine Abbring: Hoe zag die er dan uit?
00:06:44 Harm Stevens: In het Nederlands-Indië van voor de oorlog was er bijvoorbeeld een belangrijk instituut, de Kunstkring. Dat gebouw staat nog steeds in Jakarta. De Kunstkring organiseerde tentoonstellingen, maar daar werden Europese of Indische schilders getoond. Indonesische schilders hadden daar veel minder makkelijk toegang toe, minder makkelijk tot helemaal niet.
00:07:06 Janine Abbring: Wie moet ik me dan voorstellen bij de Europese schilders, bijvoorbeeld?
00:07:10 Harm Stevens: Er is een heel interessant moment geweest in de Kunstkring. Daar is een grote tentoonstelling georganiseerd door iemand die een heel succesvolle verffabriek had in Nederlands-Indië, geloof ik. Die had een belangrijke collectie met de Europese kunst waar ook van Gogh en allerlei belangrijke Europese kunstenaars tussen zaten. Dat werd in 1938 getoond in de Kunstkring.
00:07:33 Janine Abbring: Wat was dan die Indische kunst? Dat klinkt als de koloniale blik op die kunst.
00:07:37 Harm Stevens: Je hebt wat men tot op de dag van vandaag 'Mooi Indië-schilders' noemt. Dat is een beetje het nostalgische en het landschap. Schilders die actief waren op Bali. Op zich goede kunstenaars, maar in ieder geval niet een heel mooi contrast met dit werk.
00:07:54 Janine Abbring: 'Mooi Indië', dat klinkt een beetje geglazuurd.
00:07:58 Harm Stevens: Ja, het was nogal zoetsappig en misschien is daar ook meteen het statement mee afgelegd. Ik denk dat het toen ook al zo genoemd werd. Je kan je natuurlijk ook afvragen: was Indië wel zo mooi? Als je er heel politiek naar kijkt, vanuit een Indonesisch oogpunt of als je Indonesiër bent, dan was het misschien helemaal niet zo mooi.
00:08:15 Janine Abbring: Nee, dat was een tijd van onderdrukking. In die tijd groeide Otto Djaya dus op. Genoot hij een opleiding tot kunstenaar?
00:08:22 Harm Stevens: Nee, hij is een autodidact. Ik denk dat in zijn carrière ook de Japanse tijd belangrijk is geweest. Tijdens de Japanse bezetting in 1942 worden de Nederlanders er eigenlijk uitgegooid.
00:08:32 Janine Abbring: Maar heeft hij bijvoorbeeld wel die Van Gogh zien hangen?
00:08:34 Harm Stevens: Ik weet niet heel specifiek of de Djaya broeders, Otto en Agus, dat gezien hebben. Maar het wordt inderdaad wel gezien als een hele belangrijke tentoonstelling, waar ook de Indonesische kunstenaars toegang hadden tot dat werk. Dat was natuurlijk wel een soort once-in-a-lifetime moment. Het is de vraag of ze die specifieke tentoonstelling ook echt hebben kunnen bezoeken, maar die heeft in ieder geval wel een hele grote reputatie.
00:08:59 Janine Abbring: Waarom vind je het belangrijk om ook zijn broer te noemen?
00:09:02 Harm Stevens: Omdat zij toch een soort van duo vormen. Het belangrijkste is natuurlijk dat ze op een gegeven moment allebei naar Nederland komen.
00:09:09 Janine Abbring: De broer van Otto was ook kunstenaar?
00:09:10 Harm Stevens: Ja, Agus.
00:09:11 Harm Stevens: Schilder ook?
00:09:11 Harm Stevens: Ja. Ik meen dat hij de voorzitter was van de Indonesische kunstenaarsvereniging. Dus ik stel me voor dat Otto in het kielzog van zijn oudere broer ook meekwam, zal ik maar zeggen. Zij zaten goed in de scene van Indonesische kunstenaars, die er voor de oorlog ook al was.
00:09:27 Janine Abbring: Hoe zat het met de scene van de mensen die streden voor de onafhankelijkheid? Zaten ze daar ook in?
00:09:33 Harm Stevens: Ja, ze behoren echt wel tot een soort kring van Indonesische nationalisten.
00:09:37 Janine Abbring: Maar ook echt in het leger?
00:09:39 Janine Abbring: Ja, in ieder geval vanaf het moment van onafhankelijkheid verklaren. In '45 gaan zowel Otto als Agus deel uitmaken van het dan net opgerichte Indonesische leger. Ook dat heeft een soort aanloop al in tijd van de Japanse bezetting, want Otto was ook officier in PETA. Die afkorting weet ik niet precies uit mijn hoofd, maar dat was een paramilitaire organisatie die door de Japanners werd opgelegd om Indonesische jongemannen in op te nemen. Dus hij had al een soort militaire scholing gehad, waardoor hij waarschijnlijk vrij makkelijk ook in het Indonesische leger als officier een positie had.
00:10:17 Janine Abbring: En iets meer context over die onafhankelijkheidsstrijd? Kun je daar iets meer over vertellen voor mensen die daar een beetje een klok-klepelgevoel bij hebben?
00:10:25 Harm Stevens: Japan capituleert op 15 augustus '45. Twee dagen daarna wordt Sukarno, vooral door jongere revolutionairen, gedwongen: je moet nu Indonesië onafhankelijk verklaren, dit is het moment. Hij doet dat ook. Dat is het grote moment van 17 augustus 1945. In een hele korte verklaring wordt dan gezegd: Indonesië is een onafhankelijk land. Het gebeurt in een soort machtsvacuüm. De Nederlanders zitten voor een groot deel nog in de Japanse interneringskampen. De Japanners moeten zich terugtrekken. De geallieerden komen als bezettingsmacht. Dat waren vooral Engelsen.
00:11:03 Janine Abbring: Dus onder druk van de Britten moesten de Japanners daar het veld ruimen?
00:11:05 Harm Stevens: De Engelsen kwamen aan het einde van september op Java en andere plekken om het Japanse leger uitgeleide te doen, om dat in goede banen te leiden. Maar ondertussen landden ze in feite in een land wat zichzelf onafhankelijk heeft verklaard. Dus de komst van die Britse troepen en in het kielzog van die Britten ook weer plukjes Nederlandse troepen van het KNIL, het Nederlands-Indisch leger, werd door de Indonesiërs gezien als een aanval op hun onafhankelijkheid. Dat leidt tot geweld en een situatie van enorme chaos. Juist in de maand oktober en de daarop volgende maanden was er erg veel geweld. Dan ontstaat er een conflict wat steeds heen en weer gaat tussen onderhandelen en militair optreden, vooral van de Nederlanders, nadat de Engelsen weg zijn gegaan. Dat noemen wij de dekolonisatieoorlog. De Indonesiërs noemen het ook vaak met een mooi woord Revolusi.
00:11:59 Janine Abbring: Wat voor rol speelden kunstenaars en kunst in die Revolusi?
00:12:03 Harm Stevens: Je kunt wel zeggen een grote rol. Zij waren toch een soort van avant-garde. Dat waren betrekkelijk intellectuele figuren, politiek zeer actief. Ik wil niet zeggen dat er een soort collectief besluit was, maar ze hadden natuurlijk iets om voor te vechten. Dus hun kunst werd ook heel duidelijk in dienst gesteld van de Indonesische revolutie en de Indonesische vrijheidsstrijd. Ik vind het heel interessant dat je aan die kunstenaars heel duidelijk ziet hoe ze in hun tijd zitten. Het is allemaal zo op de spits gedreven. Dan ontstaat er ook werk wat heel erg politiek geladen is en wat revolutionair is in de zin dat het ook een soort vorm van propaganda is. De Indonesische overheid en de Indonesische politieke leiders stonden heel dicht bij de kunstenaars. Ze kenden elkaar en maakten daar ook graag gebruik van.
00:12:48 Janine Abbring: Dus de broers Djaya en Sukarno kenden elkaar?
00:12:50 Harm Stevens: Ja, die kenden elkaar. Sukarno is algemeen bekend als een echte kunstliefhebber. Hij verhield zich heel intiem en nauw met die groep kunstenaars. Ze kwamen bij elkaar over de vloer. Daar is natuurlijk een soort wisselwerking tussen geweest. Sukarno kocht werk. Hij heeft meteen een hele grote collectie aangelegd. Ik vind het heel spannend om te zien hoe het politieke en het ideaal van de Indonesische onafhankelijkheid gereflecteerd wordt in die kunst.
00:13:18 Janine Abbring: En dat engagement zie je dus ook duidelijk terug in dit schilderij?
00:13:22 Harm Stevens: Ja, daarom vind ik het een heel sterk werk, omdat het zo direct laat zien: wij staan paraat voor de Indonesische vrijheid.
00:13:32 Janine Abbring: Ja, de strijdbaarheid spat ervan af.
00:13:33 Harm Stevens: Het is een strijdbaar assertief beeld. Misschien is dat wel iets wat ook een interessant contrast vormt met Mooi Indië, waar de Indonesiër eerder afgebeeld is als iemand die vrij passief is of werkt op het land.
00:13:53 Janine Abbring: Ja, die staat in de rijstvelden te turen.
00:13:54 Harm Stevens: Hier neemt iemand zelf het heft in handen.
00:13:57 Janine Abbring: Kun je iets zeggen over de techniek waar het mee is gemaakt?
00:14:01 Harm Stevens: Het is gemaakt, wat ik al zei, met een nogal grove penseelstreek. Het wekt de indruk snel op straat tot stand te zijn gekomen. Het is olieverf op doek. Dat is volgens mij wel iets om in de gaten te houden, want er was ook hier heel veel schaarste. Veel werken van nu heel beroemde Indonesische schilders uit die jaren zijn vaak juist op allerlei vervangingsmateriaal geschilderd.
00:14:27 Janine Abbring: Op de achterkant van iets?
00:14:27 Harm Stevens: Ja, of het canvas van het dakje van een riksja. Daar zijn ook schilderijen van bekend. Daar zie je ook echt naden doorheen lopen. Dat vind ik zelf altijd heel gaaf, want dan zie je echt de sporen van die tijd ook in zo'n schilderij. Dan wordt het echt een tijdsdocument. De materialen waren niet volop voorhanden. Dus het heeft vaak een hele ruige look, een beetje een streetlook.
00:14:53 Janine Abbring: En misschien ook wel, hoewel dat oneerbiedig klinkt als tegenhanger van Mooi Indië, expres niet mooi. Ruig is misschien een beter woord.
00:15:01 Harm Stevens: Ja, het is misschien ook volkser. Het is niet nostalgisch. Dat zit in Mooi Indië ook altijd een beetje. Het is heel erg hier en nu. Inmiddels is het lang geleden, maar het zit echt dicht op de tijd. Dit was ook zijn wereld. Otto zat in dat leger.
00:15:26 Janine Abbring: Je zei op een gegeven moment al dat de broers op een gegeven moment naar Nederland gingen. Wanneer gingen ze naar Nederland en waarom?
00:15:32 Harm Stevens: In de zomer van 1947 komen ze naar Nederland. Dat is een tijd in het conflict - in de dekolonisatieoorlog, revolutie of vrijheidsstrijd, hoe je het wil noemen - waarin er een moment is van onderhandelen met Nederland. Er is een verdrag tot stand gekomen, het verdrag van Linggajati. Dat is een moment van ontspanning in het conflict.
00:15:55 Janine Abbring: Toenadering?
00:15:55 Harm Stevens: Er werden allerlei initiatieven genomen om samen te werken, bijvoorbeeld op cultureel gebied. Het is ook interessant om te zien dat het niet de hele tijd oorlog is. Er zijn ook initiatieven die opbouwend proberen te zijn. Dit was er één van. Ze wilden dus op cultureel gebied samenwerken. Er werden studiebeurzen verleend aan Indonesiërs en de gebroeders Djaya hebben ook zo'n beurs bemachtigd. Dat is een Malino beurs, vernoemd naar de plaats waar een andere overeenkomst werd getekend. Met die beurs konden ze naar Nederland reizen en aan de Rijksacademie in Amsterdam, de kunstacademie, verder gaan studeren.
00:16:33 Janine Abbring: Ze kregen een tentoonstelling in het Stedelijk?
00:16:35 Harm Stevens: Ja, dat is ook in die tijd. Ik geloof dat ze eind juni aankomen in Nederland.
00:16:42 Janine Abbring: Met een boot, neem ik aan?
00:16:43 Harm Stevens: Met een boot, de Nieuw Holland. Ook wel interessant dat ze net op die boot zitten, de Nieuw Holland.
00:16:50 Janine Abbring: Waarom is dat interessant?
00:16:51 Harm Stevens: Ik vind de naam wel grappig. Zij komen uit de republiek Indonesië en ze gaan aan boord van een schip, dat 'de Nieuw Holland' heet.
00:17:00 Janine Abbring: Ja, licht ironisch.
00:17:03 Harm Stevens: Wat ook interessant is, die beurs valt onder het Ministerie van Overzeese Gebiedsdelen. Dat is de opvolger van het Ministerie van Koloniën. Dat laat natuurlijk in één keer zien dat Nederland Indonesië op dat moment nog steeds beschouwde als een overzees gebiedsdeel.
00:17:20 Janine Abbring: Ja, als iets van hen, terwijl die broers duidelijk strijders waren voor de onafhankelijkheid. Waarom nemen ze dan wel geld aan van de koloniale onderdrukker?
00:17:29 Harm Stevens: Ja, dat is inderdaad een interessant vraagstuk. Ik denk toch dat de internationale oriëntatie belangrijk was, maar dat weten we niet precies. Misschien zat er ook nog een soort verborgen agenda achter vanuit de Indonesische overheid. Als deze kunstenaars naar Europa gaan, dan kunnen zij daar ook het idee van de Indonesische onafhankelijkheid propageren. Indonesië is van meet af aan, vanaf de proclamatie, heel druk bezig geweest om zich te laten erkennen als een onafhankelijk land, om een land tussen alle andere landen te zijn. Voor cultuur en kunst, was er een cultuur- en kunstbeleid.
00:18:06 Janine Abbring: Dus het was eigenlijk van beide kanten een politieke zet?
00:18:08 Harm Stevens: Ja, dat is ook interessant. Je vindt elkaar in het midden, maar je hebt toch je eigen...
00:18:13 Janine Abbring: Agenda.
00:18:14 Harm Stevens: Het feit bijvoorbeeld dat ze wel naar de Rijksacademie mochten om daar verder te worden opgeleid, terwijl ze eigenlijk al in de 30 waren. Er zijn ook aanwezigheidsdocumenten waarin staat dat ze nooit kwamen opdagen op die school. Er zit natuurlijk ook weer een soort koloniaal idee in van: kijk, deze jongens...
00:18:34 Janine Abbring: Die moeten opgeleid worden in onze traditie?
00:18:36 Harm Stevens: Het waren keurige jongens. Hun vader was immers ook ambtenaar in dienst van het koloniale bestuur. Ze spreken keurig Nederlands. De koloniale macht zocht in feite altijd die elite op. Dat waren hun bondgenoten en die gaan wij verder opvoeden.
00:18:51 Janine Abbring: Maar die jongens zaten daar helemaal niet op te wachten, zo te horen?
00:18:53 Harm Stevens: Ik maak er nu een beetje iets van, maar ze zijn kennelijk niet vaak daar geweest. Je krijgt sterk de indruk dat ze hun eigen plan trokken. Er staat in één van die documenten een interessant citaat, dat toen ze eenmaal in Nederland waren de deuren voor hen open gingen. In Nederland was er natuurlijk ook een stroming die wel geloofde in de Indonesische onafhankelijkheid. In de linkse kringen was men daar voorstander van. Ik denk dat dat de deuren zijn geweest die opengingen voor hen, waar ze lekker naar binnen konden stappen.
00:19:23 Janine Abbring: Die tentoonstelling in het Stedelijk?
00:19:24 Harm Stevens: Dat is dus zo'n deur. Het Stedelijk ging ineens open. Sandberg, de directeur van het Stedelijk Museum, is een sympathisant geweest van de Indonesische onafhankelijkheid. Die heeft hen dus echt ruimte geboden en naar binnen gehaald.
00:19:38 Janine Abbring: Hoeveel werken van de broers hingen er?
00:19:40 Harm Stevens: Meer dan 100. Dat is ook iets wat me altijd heel erg gefascineerd heeft. Aan boord van de Nieuw Holland moeten ook een enorme containers, koffers of kisten met werk van hen geweest zijn. De schilderijen waren een soort wapens om Indonesische cultuur te promoten. Met die schilderijen kon de tentoonstelling worden gemaakt. In oktober '47 ging die open. Dat is een interessant moment geweest.
00:20:07 Janine Abbring: Hoe werd het ontvangen, door kunstcritici bijvoorbeeld?
00:20:10 Harm Stevens: Zuinigjes. De kunstcriticus beoordeelt ook op kunsthistorische waarde of esthetische waarde. Daar was men zuinigjes in. Dat maakt mij verder niet zoveel uit.
00:20:21 Janine Abbring: Ook omdat men Mooi Indië gewend was?
00:20:23 Harm Stevens: Misschien, je kunt dat soort dingen er wel bij denken. Dit is in '47. Cobra met Karel Appel bestaat dan nog net niet. Dat zijn natuurlijk onze grote naoorlogse kunstenaars die rebellen waren.
00:20:36 Janine Abbring: Tegen de gevestigde orde.
00:20:37 Harm Stevens: Interessant is dat zij natuurlijk ook rebellen zijn, maar op een andere manier.
00:20:42 Janine Abbring: Daar zaten we in Nederland niet op te wachten. Een beetje dat?
00:20:44 Harm Stevens: Ja, des te interessanter is het, als we daar inderdaad niet op zaten te wachten, dat je evengoed in oktober wel het Stedelijk kon binnenlopen. Daar moeten in een fikse zaal meer dan 100 schilderijen van Otto en Agus Djaya gehangen hebben, waarvan er echt een groot aantal enorm politiek geladen waren. Als je die titels bekijkt in de catalogus, dan is het Revolutionaire strijders en De dag van de vrijheid. Daar hebben we alleen de titels van, maar dit schilderijtje moet er ook gehangen hebben.
00:21:19 Janine Abbring: Ik kan me voorstellen dat ze vanuit beide kanten met argusogen werden bekeken. Vanuit Indonesië, Sukarno die hen naar Nederland ziet gaan. Daar moet men in Indonesië iets van hebben gevonden. Aan de andere kant dat zij hier in Nederland waren, overduidelijk om die onafhankelijkheid te propageren.
00:21:34 Harm Stevens: De kunstenaars die achterbleven waren natuurlijk in Indonesië. Die waren aan de frontlinie van de strijd. Dat is bekend. Die reisden mee om echt te zien wat er gebeurde aan het front. Dat waren echt volksschilders. Die leefden natuurlijk helemaal mee met de strijd en zij zaten hoog en droog in Nederland. Dat heeft ook wel tot wat scheve ogen geleid ten opzichte van de gebroeders Djaya. Op een gegeven moment was er ook een anekdote, die is in de Indonesische pers gekomen in de jaren '40, dat zij ook een staatsieportret van een Nederlandse admiraal schilderden en daarmee bewezen ze een soort lippendienst aan de vijand. Dus dat is allemaal wel wat conflicterend geweest. Maar dit schilderijtje spreekt ook weer boekdelen. Dit is echt een beeld van de Indonesische revolutie, wat dus in 1947 gewoon in een gemeentelijk museum in Nederland, een publieke instelling als het Stedelijk, kon worden opgehangen. Dat kon bestaan naast een meer algemeen beleid. Op dat moment werd de eerste politionele actie gelanceerd. Dat was een paar weken voordat dat de tentoonstelling openging. Die gelijktijdigheid vind ik interessant en ook belangrijk om duidelijk te maken dat het niet zo eenduidig is allemaal.
00:22:54 Janine Abbring: En ook niet eenduidig in die zin dat ze dus inderdaad een beurs kregen in Nederland onder het mom om ze te vernederlandsen eigenlijk, maar ze werden ook in de gaten gehouden door de veiligheidsdienst.
00:23:04 Harm Stevens: Ja, dat is bekend. Dus daar zit ook dat dubbelhartige in. Er wordt gezegd dat ze in nauw contact stonden met Sukarno, maar dat is volgens mij nooit echt bewezen. Maar ze trokken erop uit. Ze gingen ook naar Parijs. Dus ze hadden wel een wat bredere horizon dan alleen de Paulus Potterstraat in Amsterdam. Dat is het adres waar ze terechtkomen en dat is ook waar het Stedelijk Museum aan ligt. Ze blijven tot 1950. Pas nadat Nederland erkent dat Indonesië onafhankelijk is, keren ze allebei terug.
00:23:35 Janine Abbring: Dus ze gaan wel terug? Hoe worden ze dan daar weer ontvangen?
00:23:38 Harm Stevens: Daar zit dus het probleem dat hun loyaliteit af en toe ter discussie werd gesteld. Maar allebei hebben ze als kunstenaar een vrij grote carrière weten te maken in de jaren '50 en '60 en ook daarna nog.
00:23:51 Janine Abbring: Kun je ze beroemd noemen daar?
00:23:53 Harm Stevens: Ze zijn redelijk bekend. Als je een tiental Indonesische kunstenaars noemt die echt horen bij de tijd van de revolutie, dan horen zij daarbij.
00:24:03 Janine Abbring: Dan zijn het grote namen. Hoe is het schilderij in het Rijksmuseum terechtgekomen?
00:24:08 Harm Stevens: We hebben het kunnen verwerven van een particuliere Nederlandse familie. Dat is allemaal terug te voeren naar het moment dat het gekocht is door een Nederlander in 1950. Die zat met Otto op de boot. Dus daar is een soort van connectie geweest. Die Nederlander, iemand van Poolse afkomst, heeft in 1950 een poging gedaan om terug te gaan naar Indonesië en daar weer een business op te bouwen. Dat mislukte vrij snel en toen is hij toch weer teruggegaan naar Nederland. Op dat moment heeft hij het schilderijtje waarschijnlijk meegenomen. Die man heeft later als ondernemer succes geboekt in Oosterwijk, waar hij een hotel oprichtte. Daar hing dat schilderij de afgelopen decennia, samen met nog een paar andere werken, ook van broer Agus Djaya.
00:24:57 Janine Abbring: Maar hoe is het Rijksmuseum het dan op het spoor gekomen?
00:25:00 Harm Stevens: In 2018 had het Stedelijk Museum ineens het goede inzicht: dit is een geschiedenis van ons als museum dat wij toen die tentoonstelling gemaakt hebben. Twee Indonesische schilders, zo heette de tentoonstelling. Belangrijk, omdat het de eerste keer was dat er een tentoonstelling gewijd was aan Indonesische kunstenaars in een museum voor moderne kunst.
00:25:20 Janine Abbring: Niet in een volkenkundig museum, bedoel je?
00:25:22 Harm Stevens: Ja, ik, als museummens, vind het echt belangrijk dat de categorisering doorkruist werd. Sandberg heeft het getoond als twee Indonesische autonome kunstenaars en tegelijkertijd waren ze heel politiek. Daar stond Sandberg achter.
00:25:38 Janine Abbring: Wat je wilde vertellen is dat het Stedelijk Museum dat in 2018 opnieuw heeft gedaan, maar in een bredere content.
00:25:44 Harm Stevens: Precies. Ze hebben teruggekeken op het moment van de tentoonstelling in 1947. Toen kwam er in Nederland weer wat aandacht voor deze schilders en bleek dat die familie nog werk had, wat in Nederland was gebleven of was teruggekomen naar Nederland. Op die manier hebben wij het kunnen verwerven van de familie.
00:26:04 Janine Abbring: Hoe zit het eigenlijk met de collectie Indonesische kunst van het Rijksmuseum, als we daar eens een kritische blik op werpen?
00:26:11 Harm Stevens: Die is zeer beperkt. We hebben natuurlijk de grote schilder Raden Saleh. Dat is een Javaan. Hij is ook naar Nederland gehaald om hier opgeleid te worden. Hij heeft een prachtig oeuvre nagelaten. Daarvan heeft het Rijksmuseum het één en ander in de collectie. Ik moet wel erbij zeggen dat dat allemaal in depot hangt. Vooralsnog laten we dat niet in de vaste presentatie zien.
00:26:36 Janine Abbring: Dat is 19e eeuw dus?
00:26:37 Harm Stevens: Ja, dat is de 19e eeuw. We hebben nog een schilderij van Otto Djaya weten te verkrijgen in diezelfde verwerving. Dat zijn de eerste twee Indonesische schilders die in onze collectie zijn binnengekomen. Ze hebben natuurlijk geschitterd in de Revolusi! expo. We hadden een hele grote zaal over de Indonesische kunstenaars die in dienst van de revolutie werkten. Ze zijn nu ook doorgedrongen in onze vaste presentatie over de 20e eeuw. Terwijl ik het vertel, zit ik er ook over na te denken en je kunt je afvragen: zijn het niet ook Nederlanders? Ze zijn geboren in Nederlands-Indië. Het is wel mooi om dat perspectief te verbreden.
00:27:14 Janine Abbring: Lukt het dan ook om het puur in die etnografische context te plaatsen?
00:27:20 Harm Stevens: Nee, want ik vind dat we aan die etnografische context nu echt voorbij moeten gaan. Dat is zo verbonden met het koloniale denken. Historisch gezien is dat wel interessant, maar ik denk dat we daar nu juist afstand van moeten nemen. Ik begrijp wel dat dat allemaal gebeurd is, maar dit is moderne kunst. Als je Karel Appel toont en dan is het ook interessant om dit te tonen.
00:27:45 Janine Abbring: In de volgende aflevering: na de verstikkende jaren '50, boden de vrije jaren '60 meer ruimte aan zowel mannen als vrouwen. Het Speespak sloot naadloos aan bij die nieuwe tijd. Dit bontgekleurde pak was door Iris de Leeuw ontworpen om vrijer te communiceren. Hoe dat verhaal in elkaar steekt en waarom we eigenlijk allemaal aan het Speespak moeten, bespreek ik met conservator geschiedenis Maria Holtrop.
Abonneer je op In het Rijksmuseum met je favoriete podcastspeler
Met dank aan
In het Rijksmuseum is powered by ING.