20ste eeuw: Niet Mondriaan, maar Van Deene

26 min - Absoluut abstracte kunst

Uit de serie Podcast: In het Rijksmuseum

31-08-2023 - Rijksmuseum

Als je het hebt over de Nederlandse abstracte kunst, dan denk je misschien aan Gerrit Rietveld of Piet Mondriaan, maar eigenlijk moet dat Jan van Deene zijn. Samen met vrienden ontwikkelde hij aan het begin van de twintigste eeuw een absolute schilderstijl. En dat nog voor de kunstbeweging van De Stijl zijn intrede had gedaan. Janine Abbring spreekt erover met conservator beeldende kunst 20ste eeuw, Ludo van Halem.

Luister

Lees hieronder het volledig uitgeschreven gesprek

00:00:00 Ludo van Halem: Het was eigenlijk nog zoeken naar nieuwe woorden, naar een soort nieuwe taal, een nieuwe kritische taal, om die voorstellingsloze kunst echt zonder herkenbare elementen uit de werkelijkheid te kunnen beschrijven. Daar werd wel met verbazing, maar soms ook met verontwaardiging en afkeuring, op gereageerd. Ook die kunstcritici reageerden op die eerste tentoonstelling. Ze probeerden eigenlijk steeds maar vergelijkingen te maken met dingen uit de werkelijkheid.

00:00:32 Janine Abbring: Als je het hebt over de Nederlandse abstracte kunst, dan denk je misschien aan Rietveld of Mondriaan, maar eigenlijk moet dat Jan van Deenen zijn. Samen met vrienden ontwikkelde hij aan het begin van de 20e eeuw een absolute schilderstijl die zowel helemaal niets, als absoluut alles verbeelde. En dat nog vóór de kunstbeweging van de stijl zijn intrede had gedaan. Ik praat erover met conservator beeldende kunst 20e eeuw: Ludo van Halem. Mijn naam is Janine Abbring en dit is 'In het Rijksmuseum', de podcast van het Rijksmuseum. Iedere aflevering spreek ik met experts over opmerkelijke voorwerpen en hun makers, waardoor je op een andere manier naar kunst gaat kijken. In dit seizoen: voorwerpen uit de 20e eeuw, wegbereiders naar het nu. Met in deze aflevering: het schilderij 'Ventures' van Jan van Deenen. Voor we beginnen, wil je weten hoe dit schilderij er uitziet? Ga dan naar Rijksmuseum.nl/podcast. Ludo, jij las net een citaat voor van een kunstcriticus en daar moesten we allebei zo om grijnzen dat ik dacht: laten we de podcast daarmee beginnen.

00:01:43 Ludo van Halem: Ja, en dat gaat zo: "Het verblijf gedurende één dag in een zaal versierd met deze kunstwerken, zou van een zachtmoedig schaap een razende leeuw maken. Het is innig lelijk." En dat werd geschreven door Karel Daken, hoogleraar aan de Rijksacademie, toen hij een tentoonstelling van abstracte schilderijen zag in 1913 bij de kunstenaarsvereniging De Onafhankelijken.

00:02:07 Janine Abbring: En één van die werken, dat is waar deze aflevering om draait, waar hij dus blijkbaar woest van werd.

00:02:14 Ludo van Halem: Ja, en hij was niet de enige, want er waren nog meer critici die zich behoorlijk in de maling genomen vonden, of vergelijkingen maakten met kinderlegpuzzels, of mozaïeken, of zeepbellen. Allemaal in een poging om een beetje grip te krijgen op iets totaal nieuws. Gewoon abstracte kunst, abstracte schilderijen.

00:02:35 Janine Abbring: Ik wil straks inderdaad hier heel veel meer over horen hierover en waarom die reacties ook zo heftig waren. Maar laten we eerst eens even kijken en omschrijven waar we het over hebben: het werk wat hier voor ons ligt, een abstract schilderij dus. Kun je het omschrijven?

00:02:48 Ludo van Halem: Het is een schilderij van Jan van Deenen. Vrij klein, iets groter dan een A4'tje. In kleuren waarbij ik heel erg moest denken aan de kleurtjes die je hebt in de bakken van de ijssalon, ijsjes kleuren, een beetje pastel achtig. Het zijn vloeiende vormen, druppel achtige vormen die in elkaar grijpen. En dan loopt er eigenlijk een soort diagonaal door het schilderij en de onderste helft is nog wat zachter van kleur dan de bovenste helft.

00:03:16 Janine Abbring: Rond, is het heel organisch?

00:03:18 Ludo van Halem: Het is heel organisch. Sommige vormen doen ook denken aan paddestoel hoedjes. En die vlakken die grijpen in elkaar. En als je heel goed naar dat schilderij kijkt, dan zie je dat er tussen die vlakken hele dunne, opstaande randje verf zijn gemaakt. Dus die vlakken zijn heel scherp afgegrensd en ze zijn niet heel erg vlak geschilderd, want er is echt een duidelijke kwaststreek. Het is heel precies en ook heel erg gevoelig geschilderd, maar elk vlak heeft een eigen kleur. En dus scherp afgegrensd, zodat je eigenlijk een hele mooie, in elkaar grijpende, bijna soort legpuzzel achtige compositie krijgt.

00:03:55 Janine Abbring: Ik zie inderdaad matgeel, nog iets lichter geel.

00:03:58 Ludo van Halem: Een beetje groenig, blauw.

00:04:01 Janine Abbring: Zalmroze?

00:04:02 Ludo van Halem: Zalmroze. Er zit wat lila in, een beetje paars bruinige tinten. Een wonderlijk samenspel van kleuren.

00:04:10 Janine Abbring: Psychedelisch bijna, mag ik dat zo zeggen?

00:04:12 Ludo van Halem: Ja, dat ligt eraan hoeveel pilletjes je genomen hebt.

00:04:18 Janine Abbring: Ja, Jan van Deenen is dus de maker. Kun je meer over hem vertellen?

00:04:24 Ludo van Halem: Ja, eigenlijk kent niemand Jan van Deenen, denk ik.

00:04:27 Ludo van Halem: De leek kent hem niet, is wat je zegt?

00:04:27 Ludo van Halem: Nee, de leek kent hem niet en ook binnen de kunstgeschiedenis zou je kunnen zeggen dat het een minor artist is.

00:04:36 Ludo van Halem: Maar toch heel interessant, omdat hij en een paar vrienden eigenlijk de eerste waren in Nederland die abstract gingen schilderen. En die abstractie rond 1911, 1912, 1913 is echt een kantelpunt in de Westerse kunstgeschiedenis. Zij gingen echt mee op die hele grote stroom die internationaal, je zou kunnen zeggen van Moskou tot New York, zich manifesteerde. Overal dook dat op.

00:05:00 Janine Abbring: Een echte voorloper dus.

00:05:02 Ludo van Halem: Ja, hij was echt wel pionierswerk.

00:05:04 Janine Abbring: Maar als we nog een stapje terug doen naar voordat hij echt ging pionieren, hij kreeg les in het Rijksmuseum hè?

00:05:10 Ludo van Halem: Ja, dat klopt. Daar was de Rijksnormaalschool voor Teekenonderwijzers gevestigd, op de derde verdieping waar nu de afdeling 20e eeuw is. Het was een gerenommeerde tekenopleiding. Hij was één van de leerlingen daar en die opleiding heeft hij ook afgemaakt.

00:05:25 Janine Abbring: Maar het was dus een school, even bot, in het Rijksmuseum? En hoe groot dan?

00:05:29 Ludo van Halem: Ja, dat waren flinke scholen met echt wel tientallen leerlingen. Er was ook nog een andere school die veel meer gericht was op het kunstambacht. Het maken van ornamentiek was eigenlijk gericht op de bouw ornamentiek.

00:05:42 Janine Abbring: En Jan zat op de schildersopleiding?

00:05:43 Ludo van Halem: Ja, dat komt nog steeds terug in het feit dat we één van de gebouwen naast het hoofdgebouw 'de Teekenschool' noemen. Dus die tekenopleiding voor Teekenonderwijzers heeft nog heel lang bestaan.

00:05:52 Janine Abbring: En wat voor inspiratie deed van Deenen op in het Rijksmuseum? Want daar kwam die dus elke dag.

00:05:57 Ludo van Halem: Ja, hij kwam elke dag in het Rijksmuseum, hij moest al die trappen naar de derde verdieping opklimmen.

00:06:01 Janine Abbring: En wat zag hij dan?

00:06:02 Ludo van Halem: Hij zag een totaal ander Rijksmuseum dan we nu zien. De 17e eeuw was natuurlijk heel prominent aanwezig, maar ook de moderne kunst van die tijd was veel meer aanwezig. Je zou eigenlijk kunnen zeggen dat de toenmalige adjunct-directeur Willem Steenhof en de hoofddirecteur van Riemsdijk nogal voortvarend en enthousiast bouwden aan een collectie eigentijdse kunst.

00:06:23 Ludo van Halem: Ze waren progressief?

00:06:24 Ludo van Halem: Vrij progressief. En dat ging over de periode 1880 tot de zero's van de 20e eeuw, dus zeg maar de eerste decennium. Ze waren flink aan het bouwen aan een collectie die eigenlijk ook de eigentijds kunst zou laten zien. Er was Franse schilderkunst, je had de collectie van Linde van Pallandt, waar we onder andere onze mooie Monet en Christler aan te danken hebben. De familie Drucker-Fraser, die ook in een andere podcast aan de orde komt, heeft een hele grote collectie Haagse school, eerste en tweede generatie geschonken. Dat was de collectie Hoogendijk en daar zaten 32 werken van Paul Cézanne in. Dat is echt fenomenaal, dat is tegenwoordig echt ondenkbaar. Als je dat in huis zou hebben, dan heb je echt zo'n monumentale collectie. Maar die is uiteindelijk weer weggegaan uit het Rijksmuseum. Iets later, aan het begin van de eerste wereldoorlog, gaf Jo Bonger, de weduwe van Theo van Gogh, ook nog haar collectie met schilderijen van Vincent van Gogh in bruikleen. Er waren nog wat losse bruikleen, onder andere een paar capistische Mondriaans.

00:07:26 Ludo van Halem: Ik hoor veel impressionisme?

00:07:29 Ludo van Halem: Laat impressionisme, Franse schilderkunst. Het had een internationaal deel en een Nederlands deel, maar het was eigenlijk een behoorlijk modern palet aan schilderkunst wat er te zien was.

00:07:39 Janine Abbring: En moderner dan Jan van Deenen gewend was proef ik in je woorden?

00:07:44 Ludo van Halem: Nou, het was vooral ook de Franse schilderkunst die hij daar zag. Die trok hem heel erg aan en daar wilde hij heel graag meer van weten.

00:07:51 Janine Abbring: En was die tekenopleiding die hij in het Rijksmuseum genoot vooruitstrevend te noemen?

00:07:56 Ludo van Halem: Nee, dat was een hele gedegen, ambachtelijke opleiding, die veel meer gericht was om tekenvaardigheid bij de studenten bij te brengen. Bij de studenten. Er werd naar gipsmodellen getekend, er werden stillevens getekend, dus dat was echt een soort ambachtelijke opleiding. Je zou misschien zelfs een wat conservatieve opleiding kunnen zeggen.

00:08:21 Janine Abbring: Degelijk?

00:08:21 Ludo van Halem: Ja, degelijk.

00:08:21 Janine Abbring: En dan liep hij daar die trappen op in het Rijksmuseum en zag hij een totaal andere wereld?

00:08:26 Ludo van Halem: Als je dan de zalen doorliep kwam je hele andere dingen tegen natuurlijk. Dan zag je eigenlijk de schilderkunst van de eigen tijd. Er zaten ook wel een aantal kunstenaars bij die heel erg vooruitstrevend waren en die we nog steeds tot de top van die tijd vinden behoren, maar ook in de zin van het pakken wat er nieuw is. Je zou eigenlijk ook kunnen zeggen dat hij wel kennis maakte met het moderne in de schilderkunst. Je had zo'n driespan: Jan Sluijters, Leo Gestel en Piet Mondriaan, en die waren eigenlijk zo ver vooruit in hun opvattingen over schilderen dat ze ook wel wel werden aangeduid als: de ultramodernen. Dus dat geeft ook wel een beetje aan dat dat een vorm van schilderen was die vooruitstrevend en nieuw was. En tegelijkertijd zat die dan in die schoolbank heel precies een klassiek gipsmodel na te tekenen. Dus dat contrast is behoorlijk sterk geweest.

00:09:16 Janine Abbring: En wat deed dat met hem?

00:09:18 Ludo van Halem: Uiteindelijk vond hij dat hij naar Parijs moest om daar kennis te maken met de moderne Franse kunst, want dat was toch een beetje de bron waar alles vandaan kwam. Ook iemand als Jan Sluijters was naar Parijs geweest en had daar allerlei nieuwigheden opgepikt en Mondriaan zat in Parijs. Dus daar gebeurde het wel. Van Deenen was natuurlijk niet de enige, er waren heel veel schilders die naar Parijs trokken omdat daar een wereld aan nieuwe dingen te beleven viel.

00:09:46 Janine Abbring: En dan hebben we het over 1911. Kun je het Parijs van die tijd, en dan met name de kunstwereld, een beetje omschrijven?

00:09:52 Ludo van Halem: Ja, daar gebeurde heel veel. Je had natuurlijk de fantastische musea op allerlei gebieden. Het was ook de stad van de avant-garde en kubisme is daar ontstaan. Georges Braque en Pablo Picasso was een stroming die nogal vernieuwend was. Je had het fauvisme, dat waren echt de wilde schilders. De Nederlander Kees van Dongen behoort onder andere tot die groep van fauvisten die heel erg met kleur bezig waren. Er werd gekeken naar etnografische kunst als inspiratiebron en als bron van vormen.

00:10:24 Janine Abbring: Etnografisch?

00:10:25 Ludo van Halem: Ja, niet-westerse kunst zouden we dat noemen, die in grote hoeveelheden in allerlei musea te zien was.

00:10:32 Janine Abbring: Dus ze zaten niet alleen onder die Eiffeltoren een beetje te navelstaren, maar ze keken ook wel buiten die wereld, dus naar niet-westerse kunst?

00:10:38 Ludo van Halem: Ja, Jan van Deenen heeft in de jaren 70 zijn herinneringen opgeschreven over die tijd. Hij doet alles: hij gaat naar alle musea, hij gaat bijvoorbeeld naar het museum Guimet waar de Aziatische kunst te zien is, hij gaat naar het Louvre en daar is dan dan ook weer een afdeling met Aziatische kunst, eigenlijk in een verborgen hoekje zelfs. Hij gaat alle avant-garde kunsthandels af. Hij wordt op het spoor gezet van een verzamelaar die heel veel werk van Cézanne heeft, August Pelleraint. Dus hij is ineens ondergedompeld in een wereld waar niet alleen de moderne en de eigentijdse kunst te beleven en te zien valt, maar ook de oude meesters en hun niet-westerse kunst. Dus het is een een enorm breed palet aan kunst en cultuur die daar in Parijs gebleven is. Er wordt natuurlijk ook volop gefotografeerd. De Eiffeltoren is dan nog helemaal niet zo oud, die staat er pas twee, drie decennia. Ik bedoel wij zijn ontzettend gewend aan die Eiffeltoren, maar dat was toen nog eigenlijk een ding.

00:11:36 Janine Abbring: Een nieuw object.

00:11:43 Ludo van Halem: Ja, vrij nieuw.

00:11:43 Janine Abbring: Wat me best aangreep was dat ik las dat hij ook wel wat gedesillusioneerd was over die opleiding, door al die nieuwe indrukken eigenlijk.

00:11:50 Ludo van Halem: Ja, hij heeft na die Rijksnormaalschool ook nog aan de Rijksacademie een opleiding gehad. Dat is dus ook nog een hele conservatieve opleiding in die tijd met vrij conservatieve hoogleraren, onder andere die Carel Dake die schilderkunst zo innig lelijk vond.

00:12:06 Janine Abbring: Maar hoe keek hij dan naar die opleiding die hij had genoten?

00:12:09 Ludo van Halem: Hij dacht eigenlijk op dat moment dat hij wel zo'n beetje klaar was met zijn opleidingen: nou, ik moet de wijde wereld in, ik moet naar Parijs en ik moet daar gewoon helemaal opnieuw leren kijken.

00:12:21 Janine Abbring: Je vertelde net dat kunstenaars in die tijd, van Deenen dus ook, die invloeden uit niet-westerse culturen als inspiratie namen. Hoe bijzonder was het eigenlijk dat ze dat deden?

00:12:30 Ludo van Halem: Je zou zelfs kunnen zeggen dat dat behoorlijk gebruikelijk was.

00:12:32 Ludo van Halem: Er waren heel veel kunstenaars die naar etnografica, niet-westerse kunst, voorwerpen uit Azië, Afrika en Polynesië keken. Er werd eigenlijk wel heel erg gezocht naar een nieuwe vormen taal, maar ook een soort puurheid. Iets wat helemaal niks te maken had met al dat academisme wat in de 19e eeuw nog wel heel erg domineerde, vooral ook op de academies. Dus daar zat wel heel erg een drang om te kijken naar nieuwe bronnen van creativiteit.

00:13:04 Janine Abbring: Misschien is het te veel mijn invulling, maar ik kan me ook voorstellen dat ze ook wel een beetje met een blik van een toch witte westerse man daar naar, in hun ogen, "exotische" kunst keken?

00:13:08 Janine Abbring: Ja, absoluut. We zaten nog zo midden in een koloniale denkwereld en al die kunst werd gewoon uit die koloniën getrokken. Dat waren expedities waar echt honderden voorwerpen werden meegenomen naar Europa.

00:13:31 Janine Abbring: Rücksichtslos.

00:13:31 Ludo van Halem: Rücksichtslos en soms ook onder valse voorwendselen van bescherming en redding van cultuurschatten. Dat is iets waar we op dit moment natuurlijk heel kritisch naar kijken en wat vooral ook in de musea een kwestie is van heel zorgvuldig naar die herkomst kijken en overwegen of al die objecten wel rechtmatig verworven zijn.

00:13:54 Janine Abbring: Al deze inspiraties werden dus samengevoegd in een nieuwe schilderstijl van Jan van Deenen en zijn collega's, als ik het zo kan omschrijven. Hoe werd die stijl omschreven?

00:14:03 Ludo van Halem: Zelf hebben ze daarvoor de term 'absolute kunst' gemunt. Het was eigenlijk nog zoekend naar nieuwe woorden, naar een soort nieuwe taal, een nieuwe kritische taal om die voorstellingsloze kunst, kunst echt zonder herkenbare elementen uit de werkelijkheid, te kunnen beschrijven. En ook die kunstcritici reageerden op die eerste tentoonstelling en probeerden eigenlijk steeds maar vergelijkingen te maken met dingen uit de werkelijkheid om...

00:14:31 Janine Abbring: Want je zegt: die eerste tentoonstelling. Er kwam dus op een zeker moment een tentoonstelling. In 1911 is hij naar Parijs gegaan en twee jaar later was er een tentoonstelling in Amsterdam. Waarom eigenlijk niet in Parijs?

00:14:42 Ludo van Halem: Ik denk dat hij in Parijs onvoldoende contacten had om die tentoonstelling te organiseren. Uiteindelijk was ook gewoon het geld op om in Parijs te blijven. Ze verkochten natuurlijk helemaal niks, ze verdienden niks. Dus ze moesten leven van de wind en teren op de zakken van anderen. In Nederland teruggekomen, eind 1912 is eigenlijk het grootste deel van die groep schilders rond van Deenen en zijn vriend Jacob Bendien weer teruggegaan naar Amsterdam. Van Deenen beschrijft in zijn herinnering dat ze daar flink hard aan het werk zijn gegaan.

00:15:14 Ludo van Halem: En eigenlijk hebben ze in Amsterdam het grootste deel van die abstracte schilderijen gemaakt. Die hebben ze eerst aangeboden aan de moderne kunstkring, maar daar was een ballotagecommissie die er niks aan zag. En vervolgens konden ze terecht bij 'De Onafhankelijken': een in 1912 opgerichte kunstenaarsvereniging die tentoonstellingen organiseerde, die jury-vrij waren.

00:15:35 Janine Abbring: Het klinkt heel anarchistisch.

00:15:37 Ludo van Halem: Het was een beetje een do-it-yourself achtige sfeer.

00:15:38 Ludo van Halem: Als je dan niet door een ballotagecommissie aan de ene kant komt, dan organiseer je aan de andere kant maar gewoon zelf je eigen expositie mogelijkheden. Die Onafhankelijken hebben in Amsterdam een tentoonstellingsgebouw laten neerzetten. Een tijdelijk houten tentoonstellingsgebouw aan de Amstelveenseweg, waar tegenover het Haarlemmermeerstation is. Het bestaat helemaal niet meer, daar staat nu woningbouw. In de tweede tentoonstelling van de Onafhankelijken, de jury-vrije tentoonstelling, die ook als internationaal geadviseerd werd, kregen ze echt de grote voorzaal en daar hebben ze als groep hun abstracte schilderijen getoond onder de noemer: absolute kunst.

00:16:15 Janine Abbring: Absolute kunst, wat een goede term ook.

00:16:19 Ludo van Halem: Ja, is een hele mooie term.

00:16:20 Janine Abbring: Het zegt natuurlijk ook iets: het is absoluut kunst, alsof ze dat wilden bewijzen, alsof ze er een uitroepteken achter wilden zetten.

00:16:30 Ludo van Halem: Je interpreteert het nu als absoluut kunst, maar het ging erover het absolute: iets wat hoger, iets wat meer vergeestelijkt was. Ze hadden die term bedacht naar analogie van een soort tweedeling in de muziek die al in de 19e eeuw veel bediscussieerd: de absolute muziek en de programmatische muziek. De programmatische muziek is muziek die verwijst naar de werkelijkheid, de vier jaargetijden, en de absolute muziek gaat alleen maar over klank en over ritme, een sonate. Dus dat is een beetje het verschil. Ze probeerden eigenlijk ook duidelijk te maken dat die nieuwe voorstellingsloze schilderkunst over kleur, vorm en verhoudingen ging. Over het absoluut, over pure beeldmiddelen.

00:17:15 Janine Abbring: En toen, de reacties erop? Ze zijn al een beetje aangestipt.

00:17:19 Ludo van Halem: Je moet je voorstellen die tentoonstelling was een grote voorzaal en daar hingen zo'n 25 schilderijen met allemaal van die zeepbel achtige vormen in kleuren. Dus dat moet een beetje een soort kolkende...

00:17:29 Janine Abbring: En ook dit schilderij wat wij hier voor ons hebben liggen.

00:17:30 Ludo van Halem: Ja.

00:17:31 Janine Abbring: Wat is de titel eigenlijk? Dat hebben we nog helemaal niet genoemd.

00:17:33 Ludo van Halem: Het heet 'Paint tur set', schilderij nummer 7. In de catalogus staan ze eigenlijk alleen maar aangeduid als schilderij met een nummer erbij, terwijl heel veel andere kunstwerken van andere kunstenaars gewoon conventionele genre titels hebben: landschap, stilleven, bosweg, je kan ze allemaal wel bedenken. Maar deze voorstellingsloze schilderijen werden alleen maar schilderijen genoemd met vaak een nummer, eigenlijk ook om aan te duiden dat er geen voorstelling was. Jan van Deenen had er 8, Jacob Bendien had er 4 en dat waren echt enorm grote dingen. Er waren nog een aantal andere kunstenaars en bij elkaar waren het 25 van die schilderijen. Dus dat moet een behoorlijk imponerende zaal geweest zijn. Daar werd wel met verbazing, maar soms ook met verontwaardiging en afkeuring op gereageerd.

00:18:19 Janine Abbring: Waar was die afkeuring op gebaseerd?

00:18:22 Ludo van Halem: Ja toch: het is nieuw, en die critici wisten eigenlijk helemaal niet wat ze ermee aan moesten. Het leek ook helemaal niet op wat andere vooruitstrevende avant-garde schilders, zoals Mondriaan of Sluijters presenteerden, want dat zat nog heel erg tegen de werkelijkheid aan. Dat was weliswaar heel erg expressief geschilderd, vol kleur, met hele duidelijke kwaststreken. Dat was ook niet naturalistisch, maar nog vaak wel herkenbaar als ontleend aan de werkelijkheid. Dus je kon het relateren aan wat je kende, maar dit was totaal onbekend terrein. Het kwam in Nederland ook plotseling uit de lucht vallen, het had geen voorgeschiedenis en het was niet geïntroduceerd door critici die zich daarover hadden gebogen en die daar enthousiast over waren. Er was geen kunsthandelaar die zich daarvoor had ingespannen, zoals je in Parijs wel die kunsthandelaren had die echt de avant-garde vertegenwoordigden.

00:19:20 Janine Abbring: Dus het kwam eigenlijk rauw op hun dak vallen?

00:19:22 Ludo van Halem: Het kwam uit de lucht vallen. Het was echt gewoon: oh, wat is dit? Wat moeten we hiermee? Dus dat zorgde voor behoorlijk wat verwarring en ook verontwaardiging, want mensen voelden zich ook echt totaal in de maling genomen. Over het algemeen zie je dan een soort patroon want dat komt steeds terug in de 20e eeuw. Bij alles wat nieuw is schieten die kunstcritici helemaal uit hun slof, dan ontstaat er ophef en dat wekt weer belangstelling op. En achteraf hebben de kunstenaars altijd gelijk gehad en de kunstcritici die het af hebben gewezen hebben altijd ongelijk gehad. Dat is een soort reactie op alles wat nieuw was. Een herhaling van zetten, dat zie je steeds gebeuren.

00:20:15 Janine Abbring: Mondriaan kennen we natuurlijk en voor ons is dat de pionier op het gebied van abstracte kunst, maar eigenlijk was van Deenen dus die tijd ver vooruit nog?

00:20:22 Ludo van Halem: Ja, ze waren hun tijd wel vooruit, in Nederland tenminste. Ze sloten wel echt helemaal aan bij alle internationale ontwikkelingen, want ook in Parijs, op verschillende salons en grote tentoonstellingen van de actuele kunst op dat moment was al abstracte kunst gezien. Abstracte of bijna abstracte schilderijen van Kandinsky, een Rus die in Duitsland werkte en die ook echt één van de pioniers van de abstractie was, werden gepresenteerd en waren in 1912 in Parijs te zien. Het was een Duitse kunstenaar die ook in Parijs zat, Otto Freundlich, die al in 1911 vrijwel abstracte schilderijen maakte.

00:20:58 Janine Abbring: Maar als je dus kijkt naar de Nederlandse abstracte kunst in de 20e eeuw was dit eigenlijk het echte pionierswerk?

00:21:04 Ludo van Halem: Dit was het echte pionierswerk voor de Nederlandse schilderkunst.

00:21:07 Janine Abbring: Waarom weten we, ik, dat niet?

00:21:10 Ludo van Halem: We weten het niet omdat het geen vervolg kreeg. Mondriaan zat in die tijd in Parijs. Op het moment dat van Deenen en Bendien en hun vrienden dit soort kleurige schilderijen maakte, was hij nog heel erg bezig om de invloed van het kubisme te verwerken. Als je naar de schilderijen van Mondriaan uit die tijd kijkt dan zijn ze eigenlijk bijna abstract, maar je weet dat het nog over gebouwen en over bomen gaat, die via die kubistische vormentaal geïnterpreteerd worden.

00:21:39 Ludo van Halem: En de stap naar pure abstractie maakt hij dan pas een paar jaar later als hij in Nederland vastzit vanwege de eerste wereldoorlog. In Laren is hij in contact met Bart van der Leck en dan krijg je echt die stap naar die geometrische abstractie waar Mondriaan zo bekend mee is geworden. Dat heeft echt een vervolg gekregen, dat is echt groot geworden. De Stijl met Theo van Doesburg als de hoofdredacteur van het tijdschrift, dus dat had ook een theoretisch platform.

00:22:06 Janine Abbring: Maar dat werk van van Deenen en van Bendien verdween dus in een zwart gat eigenlijk?

00:22:09 Ludo van Halem: Het verdween in een zwart gat. Het was ook helemaal over na die tentoonstelling en van Deenen is ook een tijdje gestopt met schilderen. Pas in 1925 had hij weer voldoende moed verzameld om te gaan schilderen. Jacob Bendien heeft een tijd in Berlijn gezeten waar die bijna ondergedoken is in een wereld van daklozen. Die heeft wel een kunstenaars carrière opgepakt, maar die is al vroeg in 1933 overleden. Hij heeft nooit de naam, faam en reputatie gekregen van de kunstenaars die bij de stijl betrokken waren. Het is wel een beetje een tragisch verhaal, dus het was een soort explosie in 1913 met die tentoonstelling, maar het was ook een soort uitdovend vuurwerk. Er bleef helemaal niks van over.

00:22:57 Janine Abbring: Als een nachtkaarsje.

00:22:58 Ludo van Halem: Het is als een nachtkaars uitgegaan, dus dat heeft ook voor de onbekendheid bezorgd. En pas in de beginjaren 70 is er een tentoonstelling georganiseerd hier in Utrecht, waar we deze podcast aan het opnemen zijn, in het centraal museum die ging over het begin van de abstracte kunst in Nederland. Dat was een soort mooie kunsthistorisch gefundeerde tentoonstelling die eigenlijk al die experimenten uit het begin van de 20e eeuw liet zien, waaronder deze absolute kunst van Bendien en kunstenaarsvrienden. En dat heeft weer voor enige bekendheid gezorgd, maar vooral in kunsthistorische kringen. Dus het is heel erg lang een kunsthistorisch verhaal gebleven.

00:23:39 Janine Abbring: Niet bekend bij het grote publiek.

00:23:40 Ludo van Halem: Niet bekend bij het grote publiek, nee.

00:23:42 Janine Abbring: En hoe ben jij dan dit schilderij op het spoor gekomen?

00:23:44 Ludo van Halem: Het was onderdeel van een collectie waar we meerdere kunstwerken uit aangekocht hebben: collectie van de Toorop kenner en architectuurhistoricus Gerard van Wezel. Hij is overleden inmiddels en hij was nogal een avontuurlijk en scherp verzamelaar juist van die abstracte kunst uit het begin van de 20e eeuw. Kunst die een beetje tegen abstractie aan zat en nog een beetje symbolistisch van aard was. Dus hij had daar een hele mooie verzameling van opgebouwd en wij hebben een keuze kunnen maken, veel tekenwerk op papier gekocht en onder andere dit schilderij. En dit schilderij was eigenlijk wel een bekend schilderij wat al meerdere malen in de literatuur was besproken en afgebeeld.

00:24:26 Janine Abbring: Dus voor jou niet onbekend.

00:24:27 Ludo van Halem: Nee, het was voor ons geen onbekende schilderij. En het feit dat het dus eigenlijk ook al een leven had in de kunsthistorische literatuur, is ook wel een mooie reden om het dan uiteindelijk in een openbare, museale collectie te laten landen.

00:24:41 Janine Abbring: Want als jij er zo naar kijkt, waar staat het voor jou symbool voor?

00:24:45 Ludo van Halem: Het is een symbool voor dat pionierswerk uit het begin van de 20e eeuw. Echt al die kunstenaars, en van Deenen is er dan één van, hebben gezocht naar een hele nieuwe vormentaal, naar een nieuwe benadering van de schilderkunst, wat een enorm effect heeft gehad op puur het metier van het kunst schilderen in de 20e eeuw. Er zijn kunstenaars die daarin geëxcelleerd hebben en er zijn kunstenaars die daar maar aardig wat aangerommeld hebben, maar het is wel dat fenomeen van die abstractie wat een enorme golfbeweging veroorzaakt door de hele 20e eeuw heen.

00:25:20 Janine Abbring: En dat is hiermee begonnen.

00:25:21 Ludo van Halem: Dat is rond 1912 begonnen met mensen zoals van Deenen en al die andere kunstenaars die hij daar in Parijs die eerste experimenten zag presenteren.

00:25:35 Janine Abbring: In de volgende aflevering: in het rijtje van vrouwelijke fotografen uit de twintigste eeuw kan de naam Eva Besnyö niet ontbreken. Tijdens haar 93-jarige leven heeft Besnyö de twintigste eeuw gezien en vooral gedocumenteerd. Van intieme portretten van kunstenaar Charley Toorop en pasfoto's voor het verzet, tot de acties van de Dolle Mina's in de jaren 70. Ik spreek erover met conservator fotografie Maya.

Abonneer je op In het Rijksmuseum met je favoriete podcastspeler

Met dank aan

In het Rijksmuseum is powered by ING.