Het Rijksmuseum maakt gebruik van cookies. Een cookie is een klein tekstbestand dat een website op uw computer of mobiel toestel opslaat wanneer u onze site bezoekt. Meer weten? Lees ons cookiebeleid.
inscriptie, onder in de marge: ‘RADERE TONSOREM DECET, HAUD DEGLUBERE METUM’
nummer, linksonder: ‘12’
verzamelaarsmerk, verso, gestempeld: Lugt 240
Omschrijving
In een vertrek zit , links voor het haardvuur, een vrouw op de schoot van een man die haar omhelst. In de ene hand houdt ze een glas wijn, de andere steekt ze in zijn beurs. De waardin houdt de kerfstok bij. Op de voorgrond wordt een man, die door zijn narrestaf wordt aangeduid als zot of gek, geschoren door een barbier. "Het scheren van de zot" was in de 16de eeuw een gebruikelijk ritueel bij narrenfeesten: het kaalscheren van misdadigers, vagebonden en gekken, zodat zij als zodanig herkenbaar waren. Embleem nr. 33 in Emblemata Saecularia, 1596 en nr. 12 in de tweede uitgave van 1611
Bijbehorende tekst van epigram in album: Deen sietmen den sot dander wat anders scheeren/ Vraecht ghij waerom? elck preyst hebben voor ontbeeren. / Der Bartschneider das ist mein Nam/ Ich scher die Bawren ubern Kam (...).. Afkomstig uit: Emblemata Saecularia. Mira et iucunda varietate seculi huius mores ita experimentia (...). 1e druk. Frankfurt am Main: J.T. de Bry en J.I. de Bry, 1596.