Matigheid met gepersonifieerde zonden, anoniem, Gerard de Jode, naar Jan Snellinck (I), 1547 - 1591

Titel(s)

Matigheid met gepersonifieerde zonden
Est modus.in.rebus. sunt. certi.de: (...) (titel op object)

Objecttype

• prent

Objectnummer

RP-P-1954-465

Catalogusreferentie

• Hollstein Dutch 1280-1283-1(2)
  Opmerking: Maarten de Vos

Opschriften / Merken

• verzamelaarsmerk, verso onder, gestempeld: Lugt 2228

Omschrijving

Allegorische voorstelling op de spreuk 'Er is een maat in alle dingen' (Est modus in rebus). In het midden de personificatie van de Matigheid (Temperantia) in een stralenkrans, door twee engelen gekroond. Boven haar in een stralenkrans een tetragram. Ze wordt geflankeerd door Onmatigheid (Intemperantia), Afgunst (Invidia), Toorn (Ira) en Gierigheid (Avaritia), Wellust (Luxuria), Hoogmoed (Superbia), en de Cultus Immoderatus en Vestitus Immoderatus. Allen worden door engelen gekroond. Op de voorgrond diverse meetinstrumenten en een maan- en aardbol. In de marge een onderschrift in het Latijn.

Vervaardiger

• prentmaker: anoniem
• naar ontwerp van: Jan Snellinck (I) (toegeschreven aan)
• uitgever: Gerard de Jode (vermeld op object)

Plaats vervaardiging

Antwerpen (stad)

Datering

1547 - 1591

Fysieke kenmerken

gravure

Materiaal

• papier

Techniek

graveren (drukprocedé)

Afmetingen

plaatrand: hoogte 213 mm × breedte 289 mm

Wat

• Temperance, Moderation; 'Misura' (Ripa) (+ symbolical representation of concept)
• Temperance, 'Temperantia'; 'Temperanza' (Ripa) ~ one of the Four Cardinal Virtues - MM - triumph
• spreekwoorden, gezegden etc.
• the Seven Deadly Sins (personified)
• the Golden Mean; 'Mediocrità' (Ripa)

Credit line

• Aankoop uit het F.G. Waller-Fonds

Verwerving

aankoop 1954

Copyright

Publiek domein

Gerelateerd

• Matigheid met gepersonifieerde zonden

• Maarten de Vos : text, p. 255, cat.nr. 1280-1283, Title (A)
• H. Mielke, 'Antwerpener Graphik in der 2. Hälfte des 16. Jahrhunderts. Der Thesaurus veteris Testamenti des Gerard de Jode (1585) und seine Künstler', Zeitschrift für Kunstgeschichte 38 (1975), p. 42, noot 27.