Links op De Nachtwacht rent een jongetje bijna het beeld uit. Met die veel te grote pothelm op zijn hoofd is hij een komische verschijning in Rembrandts schilderij. Om zijn hals bungelt een hoorn, gevuld met een voorraadje kruit: hij is een kruitjongen. Zijn voornaamste taak was ervoor zorgen dat de musketiers niet zonder kruit kwamen te zitten.
Bandelier
Rechts van de kruitjongen loopt zo’n musketier die zijn musket laadt. Hij draagt duidelijk zichtbaar een bandelier waaraan kruitmaten hangen met precies genoeg kruit voor één schot. Een mooi voorbeeld van zo’n bandelier bevindt zich op zaal in het museum. Zodra een musketier zijn kruit verschoten had, kwam de kruitjongen in actie om hem van nieuwe voorraad te voorzien. De kruithoorn van de kruitjongen is waarschijnlijk een koehoorn. Het Rijksmuseum bezit er zelf meerdere, zoals dit zestiende-eeuwse exemplaar.
Bijzondere gelegenheden
Ook bij feestelijke gelegenheden werden de kruitjongens ingezet om de schutters te assisteren, bijvoorbeeld tijdens de intocht van Maria de' Medici, de koningin-moeder van Frankrijk, in Amsterdam (1638). We zien ze namelijk op een illustratie in Casparus Barlaeus’ beschrijving van deze bijzondere gebeurtenis. Wat verder nog tot hun takenpakket behoorde was het brengen van verfrissingen aan dorstige schutters.
De verdwenen kruitjongen
Die kruitjongen is een van de vele figuren die Rembrandt toevoegde aan de zestien schutters die betaalden voor hun portret. Naast de trommelaar zijn dit alle anonieme figuren, waaronder vier kinderen. Buiten de twee meisjes linksachter Frans Banninck Cocq en de genoemde kruitjongen is het vierde kind hoogstwaarschijnlijk ook een kruitjongen. Hij bevond zich nog verder links in de achtergrond op het stuk doek dat vermoedelijk in 1715 van het schilderij werd afgesneden. Dankzij de tijdelijke reconstructie van de ontbrekende stroken kunnen we hem hij nu weer bewonderen.
Beweging
Hoewel kruitjongens een vertrouwd gezicht moeten zijn geweest wanneer de schutterij uittrok, was Rembrandt de enige kunstenaar die ze opnam in een schuttersstuk. En hij deed dat met een reden. Dat de voorste kruitjongen rennend is weergegeven past helemaal bij zijn taak om alle musketiers tijdig van voldoende nieuw kruit te voorzien. Met de toevoeging van de kruitjongens verbeeldt Rembrandt een uittrekkend vendel in al zijn facetten. Zo'n vooruit rennende figuur zet bovendien de illusie van beweging kracht bij van de gehele groep die als een geoliede machine langzaam op stoom komt. Het is daarbij alsof de spurtende kruitjongen preludeert op de gedecideerde ganzenpas waarmee de schutters weldra op hun doel af zullen marcheren.






