Fichu van naturelkleurige kloskant: Mechelse kant. Driehoekig model. Een traliegrond (Mechelse grond) is bestrooid met bloesems. In de rugpunt staan drie grote gepluimde spiralen, in de uiteinden telkens één. Hieruit groeit een asymmetrisch boeket, onder andere met een tulp. In de bovenrand loopt een golvende tak, waarvan in het midden een ijle slinger afhangt, die is opgenomen, met een toefje bloempjes aan een strikje. De flauwe schulpen bestaan uit boogjes van rozetjes, onderbroken door een grote roos. In de punten nog drie gestrikte bloemtoefjes.
Door Koningin Emma in 1895 gekocht bij Maison Sacré te Brussel en gebruikt als hoofdtooi. In de superieure techniek van Mechelen, wordt met ononderbroken draden geklost, die overlopen van ornament in de ijsgrond en vice-versa. Dit stuk moet in dwarse baantjes zijn gewerkt, die onzichtbaar aan elkaar zijn gezet. De breedtemaat van elk baantje is beperkt en vergt dan toch nog 200 à 300 paren klosjes, hetgeen voor een ervaren werkster zeer tijdrovend is. In 1868 werd deze techniek in België bijna niet meer toegepast (The Art Journal 1868, blz. 115), nu is deze techniek er geheel verdwenen.